Dakloosheid is een zeer complex dossier. Net als bij veel andere maatschappelijke problematiek ligt de oorzaak niet in één domein. De oplossing dus ook niet. Om dit brede probleem aan te pakken, werd in december 2022 het Nationaal Actieplan Dakloosheid – Eerst een Thuis gelanceerd. Het plan loopt tot 2030, waarbij het Rijk, gemeenten, maatschappelijke opvang en woningcorporaties elk een belangrijke functie in de keten vervullen. Het doel is dat iedereen in Nederland in 2030 een dak boven zijn hoofd heeft.

Maar dit vereist een systeemverandering. In plaats van het bieden van maatschappelijke opvang alleen, focust dit plan zich voornamelijk op preventie van dakloosheid en het bieden van duurzame woonoplossingen. ‘Wonen eerst’ staat centraal. Zoals deskundigen ook in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken dit voorjaar schreven, is dakloosheid een woonprobleem, geen zorgvraagstuk. Maar in hoeverre is dit dossier inderdaad een probleem van de woningbouw en niet van de zorg?

Realistischere schatting

In de basis is dakloosheid volgens Lamme inderdaad een woonvraagstuk. “We missen gewoon kleine, betaalbare woningen. Maar er zijn ook andere factoren die deze problematiek beïnvloeden.”

Deskundigen geven aan dat de schattingen van het CBS niet de volledige groep dakloze mensen in beeld brengen: het werkelijke aantal mensen is waarschijnlijk veel hoger. Daarom zijn het Kansfonds en de Hogeschool Utrecht in 2023 begonnen met een schatting die een meer realistisch beeld moet geven, de ETHOS-telling. Hierbij kijken zij niet alleen naar mensen die letterlijk op straat leven, maar ook naar bredere groepen.

De situatie rondom dakloosheid in Nederland is in de laatste tien jaar namelijk enorm veranderd, vertelt Lamme. “Voorheen kenden we dakloze mensen vooral als mannen met een blik bier in de hand, maar inmiddels is de groep een stuk diverser. Voor een groot deel bestaat deze ook uit jongeren, moeders met kleine kinderen en arbeidsmigranten. Allemaal op zoek naar een woonplek.”

Bankhoppen

Een groot deel van de dakloze jongeren anno 2025 kon wegens financiële redenen niet meer bij hun ouders wonen. Meestal komen zij uit een gezin dat afhankelijk is van een uitkering om rond te komen. De kostendelersnorm bepaalt dat volwassenen die een woning delen, per persoon minder financiële ondersteuning ontvangen, omdat ze de woonlasten kunnen delen. In veel gemeenten zien hulpverleners deze norm als aanjager van jeugdige dakloosheid. Jongeren van 27 jaar en ouder vallen onder deze norm en worden vaak de dupe: de financiële druk kan ervoor zorgen dat ouders hen niet langer kunnen of willen laten inwonen en zo verlaten ze noodgedwongen het ouderlijk huis.

Een eigen woning vinden blijkt in veel gevallen onhaalbaar. Er zijn gewoonweg te weinig betaalbare woningen. En wie geen vast contract of een te laag inkomen heeft, wordt door verhuurders afgewezen. Het gevolg: jongeren die weken- of zelfs maandenlang ‘bankhoppen’ bij vrienden. Dit leidt er vaak toe dat uitkeringen en toeslagen niet worden aangevraagd of verleend. Daardoor raken jongeren steeds verder verstrikt in financiële problemen – een vicieuze cirkel waarin het vangnet steeds verder buiten bereik komt te liggen.

Naast jongeren die thuis geen plek meer hebben, is er een aanzienlijke groep met een verleden in de jeugdhulp. Dat kan verschillende oorzaken hebben, zoals huiselijk geweld of een complexe relatie met hun ouders waardoor ze weglopen van huis of uit huis zijn geplaatst. Maar na hun 18e verjaardag kunnen jongeren zelf bepalen of ze nog ondersteuning willen. Veel van hen willen – na jaren van zorg – op eigen benen staan. Heel natuurlijk voor jongeren van deze leeftijd, maar dit gaat niet altijd goed, ziet Lamme.

Geen werk, geen woning

Waar jongeren vaak tussen wal en schip raken door financiële regels en een gebrek aan betaalbare starterswoningen, ligt de oorzaak bij EU-arbeidsmigranten in de verwevenheid tussen werk en huisvesting. Ook zij vormen een groeiende groep binnen de opvang.

In Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam (de G4) treedt de koudweerregeling in werking wanneer de gevoelstemperatuur onder nul komt. “De humanitaire ondergrens”, aldus Lamme. Dakloze mensen kunnen dan gebruikmaken van een opvang die hen een slaapplek biedt. Dit voorkomt verdere schade aan de al kwetsbare gezondheid van mensen die op straat leven. In Utrecht is deze opvang het afgelopen jaar fors gegroeid. “We dachten goed voorbereid te zijn, maar de 175 plekken waren direct gevuld”, vertelt Lamme. “En wat opvalt is dat het grootste deel van deze groep uit EU-arbeidsmigranten bestaat.”

De strategisch adviseur legt uit dat deze migranten naar Nederland komen voor werk, vaak via uitzendbureaus die ook verantwoordelijk zijn voor huisvesting. Verliezen ze hun werk, dan raken ze ook hun woning kwijt. En er is geen alternatief geregeld om iets anders te kunnen huren.

Dat leidt tot schrijnende situaties; normale huisvesting is voor hen nauwelijks toegankelijk. “Voor deze dakloze mensen moeten we wonen en arbeid scheiden. Voor garantie op een woning zouden zij niet afhankelijk mogen zijn van hun arbeidscontract”, legt Lamme uit. Ondanks nieuwe beleidsinitiatieven die gericht zijn op verbeteringen, zoals het bestrijden van malafide uitzendbureaus, blijft een echte doorbraak uit.

Wonen Eerst

Of het nu gaat om jongeren of arbeidsmigranten zonder onderdak, de rode draad blijft hetzelfde. Opvang is vaak de enige noodoplossing, terwijl een duurzame plek ontbreekt. Precies daar wil het landelijke beleid verandering in brengen. De kern: eerst een thuis, dan de rest.

Lamme werkt sinds 2024 bij de gemeente Utrecht als strategisch adviseur en is nauw betrokken bij het regionale beleid rondom dakloosheid. Zoals het landelijke programma beschrijft, richt de aanpak zich op het hebben van een woning als eerste antwoord op dakloosheid.

Het Utrechtse regionale programma Living Lab draait sinds 2021 op een Housing First-gebaseerde pilot: Wonen Eerst. Deze systeemaanpak biedt dakloze mensen zo snel mogelijk permanente huisvesting, met als enige eisen: begeleiding accepteren, huur betalen en goed huurderschap garanderen. Dit model sluit veel beter aan bij de huidige, brede doelgroep. In onder meer Finland is Housing First al een effectieve methode gebleken: het aantal dakloze mensen daalde hier met 35 procent in tien jaar tijd.

Een belangrijk uitgangspunt van deze aanpak is het scheiden van wonen en zorg. Dat betekent dat mensen een zelfstandig huurcontract op hun eigen naam krijgen, los van hun eventuele zorg- of begeleidingsrelatie. De woning moet dus geen onderdeel zijn van de zorg. Dit vermindert afhankelijkheid en maakt het mogelijk om mensen als volwaardige huurders te behandelen.

Lamme is duidelijk een voorstander van de Wonen Eerst-aanpak: “Je hebt een woonplek nodig, een eígen plek, om je leven op te bouwen. Want zorg is zo veel effectiever als je een prettig, vast thuis hebt, in plaats van rondzwerven van A naar B.” Vanuit een eigen plek kan je duurzaam je leven opnieuw inrichten, en bijvoorbeeld werken aan verslavingsproblematiek en schulden aflossen. “Maar zolang er geen kleine, betaalbare woonplekken zijn, is de opvang helaas vaak het enige antwoord. En naast het feit dat dit voor de mensen zelf geen duurzame, passende plek is, zorgt het gebrek aan woonplekken uiteindelijk voor extra zorgkosten.”

Gerelateerd nieuws

Schaalvergroting in de zorg: balanceren tussen vertrouwen en samenwerking

Er zijn verschillende prangende vraagstukken over de bedrijfsvoering van zorgorganisaties in de langdurige zorg. Niemand heeft hier een pasklaar antwoord voor. Tegelijkertijd is er veel kennis te delen: waardevolle initiatieven, ervaringen, ideeën en visies die inspireren en richting kunnen geven. In een vierluik delen onderzoekers Dr. Martin Kartomo en Simon Heesbeen hun bevindingen uit gesprekken met dertien raden van bestuur en directeuren bedrijfsvoering. Elk vraagstuk is besproken aan de hand van een prikkelende stelling. In dit artikel staat centraal: “Grotere schaal is niet beter, maar wel nodig”.

Zorg & Sociaal

Participatie en openheid als basis voor beleid maken

Transparante, digitale informatievoorziening aan burgers (of andere belanghebbenden) is essentieel om goede participatie in te bedden. Beleidsmakers moeten bewuste keuzes maken welk type informatie ze beschikbaar stellen gedurende het participatietraject en in welke vorm. Met de juiste keuzes stel je betrokkenen beter in staat om te participeren tijdens het proces van beleid maken. In deze blog leggen we uit hoe openheid het mogelijk maakt om beleid met de samenleving te maken en wat digitale informatievoorziening hierin kan betekenen.

Strategische stappen in de Europese chemische industrie: 3 belangrijke inzichten

Gaike Dalenoord, medehoofd van de praktijkgroep Energie, Transitie & Infrastructuur, deelt zijn inzichten over de veranderende Europese chemische industrie. Dit blog bespreekt de belangrijkste strategieën die op dit moment de sector vormgeven.

Klimaat

Advies: Breng vaart in het klimaatbeleid met een klimaatvisie

De klimaatdoelen raken uit zicht, het huidige klimaatbeleid is te veel gericht op de korte termijn en in de samenleving klinkt steeds vaker een roep om perspectief en houvast. Een klimaatvisie – een toekomstvisie op een klimaatneutraal en klimaatbestendig Nederland – ondervangt dit, zo beargumenteert de WKR in het advies ‘Vaart maken met visie’. Burgers, bedrijven en overheden willen weten waar ze aan toe zijn, voor hun onderneming, plannen en investeringen. Een Klimaatvisie biedt houvast en perspectief.

Klimaat