Hoe zit het met de eigen kracht van jongeren, ouders en leden van de leefeenheid?

Dit is een vraag die veel toegangsmedewerkers van gemeenten regelmatig beantwoorden bij aanvragen voor jeugdhulp of begeleiding vanuit de Wmo. Het is ook een vraag die wij als onafhankelijk adviseurs vaak krijgen in het kader van sociaal medisch advies. Dat soort advies wordt meestal gevraagd als er een objectieve blik nodig is of als er sprake is van een conflict tussen gemeente en inwoner.

Invalshoek vanuit de Wmo

De Wmo legt de nadruk op het compenseren van beperkingen bij zelfredzaamheid en participatie. De Wmo maakt onderscheid in begrippen als ‘gebruikelijke hulp’ en ‘mantelzorg’. Ik vraag me af of de beoordeling van de eigen kracht op dezelfde manier kan, of zou moeten, zoals dat in de Jeugdwet wordt gehanteerd. Steeds meer zien we jongvolwassenen die langer thuis blijven wonen – zo ook jongeren met een beperking. Maar mag de ondersteunende hulp doorlopen nadat de jongere 18 jaar is geworden? Valt deze ondersteuning dan onder gebruikelijke hulp, of is het mantelzorg, hulp die rechtstreeks voortvloeit uit een sociale relatie tussen personen? Belangrijk om op te merken is dat mantelzorg niet afdwingbaar is, en langere tijd nodig is.

Duidelijkheid in de Jeugdwet

De Jeugdwet legt de nadruk op de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (eigen kracht) van ouders en jongeren. Als die niet toereikend zijn, moet de gemeente ondersteuning bieden. Maar wat betekenen termen als ‘eigen kracht’, ‘eigen mogelijkheden’ en ‘probleemoplossend vermogen’ nu precies? Wanneer is er voldoende eigen kracht en wanneer niet? Hier was jarenlang veel onduidelijkheid over. Gelukkig heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in mei 2024 (1) meer richting gegeven, in een drietal uitspraken binnen de Jeugdwet. Zo is nu duidelijk dat de gemeenteraad deze begrippen moet verduidelijken in de verordening. Een flinke, maar belangrijke klus. De VNG publiceerde eind 2024 een nieuwe model Verordening Jeugd, met handvatten voor gemeenten (artikel 10).

Zijn we de juiste vragen aan het stellen?

Wanneer gemeenten ons om sociaal-medisch advies vragen, ligt de focus direct bij het aantal uren zorg dat nodig is, en of die hoeveelheid (boven)gebruikelijk is. Volgens de CRvB moeten gemeenten eerst de volgende vragen stellen:

1. Inventariseer de situatie: wat is de hulpvraag, wat is het probleem, en wat is er nodig om dat probleem op te lossen?

2. Bekijk de mogelijkheden: wie of wat kan bijdragen aan een oplossing?

3. Onderzoek de eigen kracht: zijn ouders, een partner, andere leden van de leefeenheid of degene zelf in staat om bij te dragen?

Bij die laatste vraag is het belangrijk om te kijken naar concrete factoren:

• Worden deze personen dan overbelast?

• Is er balans tussen draagkracht en draaglast?

• Hebben zij de kennis en vaardigheden om de benodigde zorg te bieden?

Als blijkt dat ouders het niet redden, is ondersteuning nodig. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van respijtzorg om ouders te ontlasten of helpen met het ontwikkelen van vaardigheden en het bieden van handvatten.

Sociaal netwerk in de Jeugdwet en de Wmo

Zoals genoemd zijn de uitgangspunten van de Wmo en de Jeugdwet verschillend. Maar er zijn ook overeenkomsten tussen de wetten. Zo gaan beide wetten uit van eenzelfde soort onderzoek en manier van afweging, zoals hierboven beschreven. In beide gevallen wordt de eigen kracht van de inwoner én diens omgeving meegenomen om te beoordelen wie kan helpen bij het oplossen van de problemen. Bij de Jeugdwet bestaat die omgeving vaak uit de ouders. Bij de Wmo betreft het de partner, thuiswonende kinderen of ouders van een jongvolwassene die nog thuis woont. Om te beoordelen of zij kunnen ondersteunen bij de hulpvraag, worden zij betrokken bij het onderzoek.

Zorgvuldig onderzoek en helder beleid

Het blijft essentieel om zorgvuldig onderzoek te doen en tot eenduidige besluiten te komen. Het zou niet zo mogen zijn dat persoonlijke meningen van toegangsmedewerkers de doorslag geven. Des te belangrijker is het om een helder beleid te hebben, zodat toegangsmedewerkers een kader hebben waarbinnen zij een besluit kunnen nemen. Het doel zoals bij punt 3 beschreven staat, is om te onderzoeken of er sprake is van voldoende eigen kracht, eventueel met ondersteuning van de leefeenheid. Voor 2015 werd gesproken over gebruikelijke zorg en bovengebruikelijke zorg (AWBZ). Laatstgenoemde begrip komt in de Jeugdwet en de Wmo niet meer voor. Bestaat deze term dan niet meer? Volgens mij doet het er niet toe of de te bieden zorg gebruikelijk of bovengebruikelijke zorg is. Wat mij betreft is het meer van belang dat er wordt onderzocht ofwel ouders of leden van de leefeenheid de benodigde zorg kunnen bieden (waarbij onder andere de genoemde factoren belangrijk zijn). In 2023 deed de CRvB al een uitspraak (2) waarin zij bovengebruikelijke zorg aanmerkten als mantelzorg. De Centrale Raad concludeert in haar uitspraak dat de geboden hulp qua intensiteit en duur de normale gang van zaken overstijgt, en dat dat kenmerkend is voor mantelzorg.

Het is aan gemeente om beleid op te stellen waarin helder is welke factoren meewegen bij de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen. Ik adviseer gemeenten om te kijken naar de factoren zoals die in de modelverordening beschreven staan en goed te formuleren wat het betekent als er wel voldoende ‘eigen kracht’ is, en wat als er onvoldoende ‘eigen kracht’ is.

Tot slot

Tot slot wil ik nog even terugkomen op de vraag van gemeenten over hoeveel uur zorg gebruikelijk of bovengebruikelijk is. De CRvB stelde in mei 2024 dat ze het geschil niet konden beslechten, omdat de regels hiervoor ontbreken. Als onafhankelijke adviseurs kunnen wij dat, naar mijn mening, dus ook niet bepalen zonder heldere kaders.

Het is cruciaal dat gemeenten duidelijke definities en kaders opstellen voor begrippen als ‘eigen kracht’ en wat van ouders en huisgenoten verwacht mag worden. Dit biedt niet alleen houvast voor toegangsmedewerkers en adviseurs, maar vooral ook voor de gezinnen die afhankelijk zijn van jeugdhulp.

Daarnaast helpt het gemeenten om betere vragen te stellen bij een verzoek om sociaal medisch advies, zodat zorg en ondersteuning echt aansluiten bij de behoeften van de gezinnen. Door zorgvuldig onderzoek en een heldere aanpak kunnen we samenwerken aan een eerlijk en transparant proces met als doel het bieden van passende hulp en ondersteuning binnen de kaders van de wetgeving.

1: ECLI:NL:CRVB:2024:1095, ECLI:NL:CRVB:2024:1096 en ECLI:NL:CRVB:2024:1097

2: ECLI:NL:CRVB:2023:1068

Over de auteurs

  • Anouk Mug

    Anouk Mug is adviseur Sociaal Domein bij Factum. Met haar jarenlange ervaring in complexe jeugd- en Wmo-zaken weet Anouk waar ze het over heeft. Vraagstukken over kwaliteitsverbetering op zowel inhoudelijk als procedureel gebied zijn aan haar besteed. Door haar ervaring als onafhankelijk adviseur in bezwaar- en beroepszaken is Anouk zich ook sterk bewust van de noodzaak van meerzijdige partijdigheid.

Gerelateerd nieuws

Inspraak burgers: mensen zijn niet verwend – ze willen duidelijkheid

Wat heb je eraan om burgers te vragen naar hun mening over klimaat, zorg of migratie? Meer dan vaak wordt gedacht – want mensen zijn wél bereid verder te kijken dan hun eigenbelang, als je het goed aanpakt, schrijft SCP-directeur Karen van Oudenhoven in deze column.

Brede welvaart vraagt om stevig fundament

Wat betekent brede welvaart in een tijd van ingrijpende maatschappelijke transities? Hoe kunnen we een samenleving vormgeven waarin brede welvaart écht centraal staat? Die vragen stonden centraal tijdens het congres van Institutions for Open Societies (IOS). In een tijd van politieke, sociale en ecologische transities werd duidelijk dat verandering begint bij de systemen die ons dagelijks leven vormgeven.

Aanpak overgewicht vergt nationale strategie

Er is een nationale strategie nodig om overgewicht in Nederland aan te pakken. Zonder samenhangend beleid blijft het toch al hoge aantal mensen met overgewicht alleen maar stijgen, met alle grote gevolgen van dien. Dat schrijven VNO-NCW en MKB-Nederland in een notitie in de aanloop naar het Tweede Kamerdebat over leefstijlpreventie, dat donderdag plaatsvindt.

Zorg & Sociaal

Nederlandse leerlingen kwetsbaar in veranderende wereld

De wereld om ons heen verandert. De arbeidstekorten zijn hoog, de democratie staat wereldwijd onder druk en conflicten belanden via sociale media met grote snelheid in de klas en in de collegezaal. Dat betekent iets voor de manier waarop jongeren de maatschappij toetreden. Het is een kernfunctie van het onderwijs om de toekomstige generatie op te leiden tot actieve burgers die onze democratie zowel dragen als verdedigen. Dit kan het onderwijs natuurlijk niet alleen, maar het heeft daar wel een belangrijke rol in. Veel scholen en instellingen worstelen echter met deze opgave. Dat blijkt onder andere uit de grote hoeveelheid herstelopdrachten die de Inspectie van het Onderwijs geeft op burgerschap en de beperkte burgerschapskennis van onze leerlingen. Ook op andere plekken in het onderwijs liggen kansen om leerlingen en studenten tot ontwikkeling te laten komen. Die kansen moeten we benutten, omdat het juist in tijden van verandering en onrust belangrijk is dat onze jongeren weerbaar en toekomstbestendig zijn. Docenten, schoolleiders en bestuurders verdienen steun bij deze uitdagende opgave. Dat schrijft de Inspectie van het Onderwijs op basis van de bevindingen in de Staat van het Onderwijs 2025.

Zorg & Sociaal