De onderzoekers hebben gekeken naar 19 organisaties die zij onderverdeeld hebben in drie categorieën: (1) de controlerende sfeer (zoals Algemene Rekenkamer, de Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman); (2) de rechterlijke sfeer (zoals de Hoge Raad, de afdeling bestuursrecht van de Raad van State en de Raad voor de Rechtspraak); en (3) de informerende sfeer (zoals de NOS, het CBS en het CPB).

Het onderzoek

De resultaten van het onderzoek lopen uiteen. Waar sommige instituten goed scores op de mate van onafhankelijkheid, zoals de Algemene Rekenkamer, scoren andere organisaties juist zeer laag, zoals het Juridisch Loket. De onderzoekers hebben naar drie gebieden van autonomie gekeken:

  1. Juridische autonomie: Organisaties scoren hier het laagst als er geen wettelijke verankering is, krijgen de tweede score als er wel wettelijke verankering is van bestaan en/of taken en krijgen de hoogst mogelijk score als de organisatie is verankert in de grondwet of een verdrag.

  2. Organisationele autonomie: Organisaties scoren hier het laagst als ze zelf geringe invloed hebben op het benoemingsproces, de tweede score als er enige beperkingen zijn, en scoren het hoogst als er significante beperkingen zijn om vanuit de overheid het benoemingsproces te beïnvloeden.

  3. Financiële autonomie: Organisaties krijgen de laagste score als ze een begrotingspost hebben op een departementale begroting, de tweede score als ze een begrotingsartikel hebben op een departementale begroting en score het hoogst als ze een begrotingsartikel- of post op een niet departementale begroting hebben.

  4. Op basis hiervan tonen de onderzoekers aan hoe de verschillende waakhonden scoren. De uiteenlopende resultaten kunnen het best worden weergegeven via de fiches die bij het onderzoek zijn bijgesloten. Deze geven een duidelijk beeld over welke waakhonden sterk onafhankelijk zijn en welke juist afhankelijker zijn van de overheid. Dit kan inzicht bieden in mogelijke zwakke plekken binnen de instituties van de Nederlandse democratie.

    Zwakke plekken in onze rechtsstaat

    In het algemeen scoren veel organisaties voldoende tot goed op juridische onafhankelijkheid. Wanneer men kijkt naar organisatie- en financiële onafhankelijkheid is het beeld echter minder positief. In het rapport concluderen de onderzoekers dat gebieden politieke invloed uitgeoefend kan worden door het korten van budgetten of door het benoemen van bestuurders.

    Met name de beperkte onafhankelijke van enkele controlerende instanties, zoals de Rijksrecherche en het Huis voor Klokkenluiders zijn saillant in de strijd tegen corruptie. Beide organisaties genieten beperkte financiële onafhankelijkheid omdat zij een begrotingspost hebben op een departementale begroting. Zo valt het budget van de Rijksrecherche onder de begroting van het Openbaar Ministerie, die op haar beurt weer onder het ministerie van Justitie en Veiligheid valt.

    In het begeleidende fiche van het rapport stellen de onderzoekers: “Het College van procureurs-generaal maakt voor de rijksrecherche minstens één keer per vier jaar een

    beleidsplan en elk jaar een begroting. Deze plannen moeten worden goedgekeurd door de minister van Justitie en Veiligheid. Dit is vastgelegd in de Politiewet.” Door de wettelijke verankering zou drastische verlaging van het budget waarschijnlijk ingewikkeld zijn. Het rapport kwalificeert dit als de laagste vorm van financiële autonomie.

    Conclusie

    Tot slot bieden de onderzoekers een aantal andere mogelijk onderzoeksrichtingen aan. Buitenlandse invloeden, de rol van het parlement en het effect van maatschappelijke polarisatie kunnen in dit kader worden onderzocht. Ook is het van belang dat de rol van het maatschappelijk middenveld niet wordt onderschat als waakhonden voor de democratie. Kortom, dit rapport geeft inzicht in waar mogelijke zwaktes van de Nederlandse rechtsstaat schuilen en welke instituties het meest afhankelijk zijn van regering. Juist in een context waar de democratie onder druk staat is geeft dit belangrijke inzichten.

    Download hier het rapport

Gerelateerd nieuws

Vrouwelijke klokkenluiders lopen groter risico op benadeling na melden

In Ierland blijkt dat vrouwelijke klokkenluiders als gevolg van het melden van misstanden een groter risico lopen op benadeling dan mannen. Dat blijkt uit het Speak Up Report 2025 van Transparency International Ireland. Werknemers die misstanden aankaarten lopen nog altijd een aanzienlijk risico op nadelige gevolgen, maar voor vrouwen is dit duidelijk hoger. Bij Transparency International Nederland maken wij ons zorgen over de maatschappelijke gevolgen van deze trend.

Remedies tegen niet tijdig beslissen

Met enige regelmaat krijgen wij de vraag wat een burger of een bedrijf kan doen als een bestuursorgaan niet binnen de wettelijke beslistermijn een besluit neemt. Zo kan het voorkomen dat een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een vergunningaanvraag voor een bepaald project, zoals de bouw van woningen, een zonnepark of een datacenter. Ook komt het geregeld voor dat een bestuursorgaan niet tijdig beslist op een bezwaar dat tegen een vergunning is gemaakt. Als gevolg van dit alles kan een project aanzienlijke vertraging oplopen.

Omgeving

SER: ‘Stabiele koers en samenwerking essentieel voor toekomst Nederland’

Stabiel beleid en brede samenwerking zijn onmisbaar om Nederland door de grote transities van deze tijd te loodsen. Dit vormt de kern van de brief van de Sociaal-Economische Raad aan de informateur en het nieuw te vormen kabinet. Ook bij een volgend kabinet staat de SER graag klaar om als bondgenoot van de politiek samen een brede welvaarteconomie op te bouwen die toekomstbestendig is en waar iedereen in Nederland van profiteert.

Weerbaarheid als randvoorwaarde voor Nederlandse samenleving

Berenschot houdt zich dagelijks bezig met maatschappelijke vraagstukken en is hierover in gesprek met alle betrokken bestuurslagen en maatschappelijke partijen. In zeven verhandelingen geven zij op basis van deze kennis en expertise adviezen mee aan het nieuwe kabinet, om in de komende regeringsperiode écht tot doorbraken te komen. Dit keer: weerbaarheid als noodzakelijke randvoorwaarde voor de continuïteit van de Nederlandse samenleving.