In deze blog worden de aanbevolen maatregelen samengevat en wordt het Regeerprogramma voorzien van een kritische noot. Tot slot wordt een aantal maatregelen benoemd die niet in het Regeerprogramma terugkomen, maar desondanks volgens ons kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstellingen met betrekking tot de woonopgave.
 
Hoofdlijnenakkoord "HOOP, LEF EN TROTS 2024-2028"
Het Hoofdlijnenakkoord bevestigt de urgentie van de woningbouwopgave en sluit aan bij aanbevelingen uit het IBO-rapport. Het benoemt maatregelen zoals:

  • Regierol voor het Rijk: Een coördinerend minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

  • Meer planologische ruimte en betaalbare bouwgrond: Door het grondbeleid te moderniseren.

  • Planbatenheffing en grondbelasting: Mogelijkheden hiervoor kunnen worden benut ten behoeve van gemeentelijke investeringen.

IBO-rapport 'Op grond kun je bouwen'
Het IBO-rapport heeft als doel de knelpunten in de woningbouw te identificeren en effectieve instrumenten en maatregelen te onderzoeken om deze op te lossen. De belangrijkste knelpunten die het rapport benoemt, zijn:

  1. Woningbouwopgave: De noodzaak om vóór 2030 bijna een miljoen woningen te bouwen, met een focus op betaalbaarheid.

  2. Ruimtelijke ordening: Een tekort aan geschikte bouwlocaties en haalbare plannen.

  3. Grondmarktwerking: Hoge grondprijzen, die een steeds groter deel van de woningprijs uitmaken, en gebrek aan grip op gebiedsontwikkelingen.

  4. Financiële tekorten: Onrendabele toppen bij grond- en vastgoedexploitaties, vooral door de noodzaak ook dure infrastructuur te realiseren.

  5. Verdienmodel onder druk: Zowel beleggers als ontwikkelaars hebben moeite om voldoende rendement te behalen door recente beleidsmaatregelen met betrekking tot programmering, door (verplicht meer woningen in het ‘betaalbare’ segment).

  6. Het rapport doet meerdere aanbevelingen, waaronder:

    • Effectiever gebruik van bestaande wet- en regelgeving: Overheden moeten de beschikbare grondbeleidsinstrumenten zoals voorkeursrecht, onteigening en kostenverhaal beter benutten.

    • Ruimtelijke sturing door het Rijk: Het Rijk moet sturende keuzes maken en duidelijke voorwaarden stellen.

    • Taxatierichtlijn voor grondwaarden: Invoering van een taxatierichtlijn, vooral bedoeld om (te) hoge taxatiewaarde van grond te voorkomen.

    • Invoering van een planbatenheffing: Gemeenten kunnen een heffing opleggen over de waardestijging van grond bij functiewijzigingen.

    • Belasting op ongebouwde grond met woonfunctie: Om speculatie tegen te gaan en het starten van woningbouwontwikkelingen te bespoedigen.

    • Rijksdeelname in grondrisico's: Het Rijk deelt in de risico's van gemeentelijke grondaankopen en -ontwikkelingen via een 'grondfaciliteit'.

    Het Regeerprogramma 2024
    Het Regeerprogramma bouwt voort op het Hoofdlijnenakkoord en het IBO-rapport en geeft concreet invulling aan het grondbeleid. Belangrijke punten zijn:

    • Doelstelling van 100.000 woningen per jaar, met nadruk op betaalbaarheid.

    • Versterken van de regie op ruimtelijke ordening: De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zou een coördinerende rol moeten krijgen.

    • Planbatenheffing en grondbelasting: Onderzoek naar de vormgeving hiervan om publieke investeringen te financieren en speculatie tegen te gaan.

    • Versterken van de uitvoeringskracht van gemeenten: Meer samenwerking en investeren in kennis en capaciteit.

    • Verminderen van belemmeringen voor woningbouw: Aanpakken van regels en procedures die woningbouw vertragen.

    De integratie van IBO-aanbevelingen in het Regeerprogramma
    Aanbevelingen vanuit het IBO zijn duidelijk terug te zien in het Regeerprogramma. Wel valt hierover nog het nodige te zeggen, hierna worden de voorgestelde maatregelen daarom van een kritische noot voorzien.

    a. Effectiever gebruik van bestaande instrumenten
    Het Regeerprogramma erkent het belang van het beter benutten van bestaande instrumenten en stelt voor om de uitvoeringskracht van gemeenten te versterken door betere samenwerking en meer capaciteit, kennis en kunde.
    Hoewel dit een positieve stap is, blijft onduidelijk hoe het kabinet concreet gaat zorgen voor de benodigde kennis en capaciteit bij gemeenten. Er is behoefte aan een gedetailleerd plan om gemeenten hierin te ondersteunen, bijvoorbeeld via specifieke trainingsprogramma's of het opzetten van regionale kenniscentra.

    b. Ruimtelijke sturing door het Rijk
    Het Regeerprogramma bevestigt de regierol van het Rijk en benoemt de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening als coördinator. Er wordt gewerkt aan een nieuwe Nota Ruimte en er worden landelijke afspraken gemaakt over woningbouwlocaties.
    Terwijl centrale regie kan bijdragen aan efficiëntie, bestaat het risico dat lokale behoeften worden genegeerd. Het is essentieel dat het Rijk een balans vindt tussen landelijke sturing en lokale autonomie, zodat plannen passen in de regionale context.

    c. Invoering van een planbatenheffing
    Het kabinet wil via een planbatenheffing de waardestijging van grond bij functiewijzigingen benutten voor publieke investeringen. Gemeenten moeten deze inkomsten inzetten voor bereikbaarheid en betaalbare woningbouw.
    De planbatenheffing is juridisch complex en kan leiden tot weerstand bij grondeigenaren. Bovendien is de verwachte opbrengst relatief gering ten opzichte van de totale kosten van gebiedsontwikkeling. Het kabinet zou moeten onderzoeken of de baten opwegen tegen de kosten en mogelijke negatieve effecten, zoals vertraging door juridische procedures.

    d. Belasting op ongebouwde grond met woonfunctie
    Het kabinet onderzoekt de vormgeving van deze belasting om speculatie tegen te gaan en woningbouw te bevorderen.
    Hoewel dit instrument kan bijdragen aan het tegengaan van speculatie, bestaat het risico dat de kosten worden doorberekend aan kopers of huurders, wat de betaalbaarheid van woningen niet ten goede komt en de ontwikkeling niet versnelt. Het is belangrijk om de effecten op de woningmarkt zorgvuldig te analyseren voordat deze maatregel zal worden ingevoerd.

    e. Versterken van de uitvoeringskracht van gemeenten
    Het kabinet wil de uitvoeringskracht van gemeenten versterken door betere samenwerking en meer middelen.
    Het is positief dat het kabinet dit erkent, maar er ontbreekt een concreet plan voor de implementatie. Zonder duidelijke strategie en middelen is de kans groot dat gemeenten blijven kampen met capaciteitsproblemen.

    Aanbevelingen voor aanvullende en mogelijk effectievere maatregelen
    Ondanks de voornemens in het Regeerprogramma zijn er nog maatregelen die niet of onvoldoende zijn opgenomen en die effectief kunnen werken:

    1. Versterken van publiek-private samenwerking
    Stimuleer actieve samenwerking tussen overheden en marktpartijen door het opzetten van publiek-private partnerschappen (PPP's) voor gebiedsontwikkeling.
    Gebiedsontwikkeling komt niet tot stand zonder samenwerking met marktpartijen. PPP's kunnen zorgen voor gedeelde risico's, bundeling van expertise en versnelling van projecten. Het kabinet kan faciliteren door het bieden van juridische kaders en het stimuleren van best practices.

    2. Versnellen van vergunningprocedures
    Reduceer bureaucratie en versnel vergunningprocedures door digitalisering en het invoeren van één loket voor vergunningaanvragen.
    Lange procedures vertragen woningbouwprojecten aanzienlijk. Door processen te stroomlijnen en te digitaliseren, kunnen projecten sneller van start gaan. Het kabinet kan zou meer kunnen investeren in digitale infrastructuur en gemeenten ondersteunen bij de implementatie daarvan.

    3. Flexibiliseren van omgevingsplannen
    Maak het eenvoudiger om functies in omgevingsplannen te wijzigen en stimuleer transformatie van bestaande panden naar woonruimte.
    Veel potentieel woonaanbod blijft onbenut door star RO-beleid. Door flexibiliteit te vergroten, kunnen bijvoorbeeld meer leegstaande kantoren worden omgebouwd tot woningen. Dit vergroot het woningaanbod zonder extra grondbeslag.

    4. Financiële prikkels voor duurzame en betaalbare bouw
    Financiële stimulansen zoals subsidies en belastingvoordelen kunnen ontwikkelaars aansporen om te investeren in betaalbare en duurzame woningbouw. Denk aan verlaging van de BTW op (her)ontwikkelingsprojecten of subsidies voor energie neutrale bouw.
    Daarnaast is het nu vaak noodzakelijk om grondexploitaties te subsidiëren om ze haalbaar te maken, terwijl er voor de grond meer wordt betaald dan de (agrarische) gebruikswaarde. Financiële prikkels kunnen worden aangepast zodat er geen subsidie mogelijk is wanneer de grond wordt ingebracht voor een hogere waarde dan de gebruikswaarde. Zo kunnen de grondprijzen meer in lijn worden gebracht met de gewijzigde beleidsuitgangspunten met betrekking tot duurzaamheid en betaalbaarheid van woningen.

    5. Transparantie in grondprijzen en -transacties
    Verplicht openbaarmaking van ontwikkel- en realisatieovereenkomsten om speculatie tegen te gaan en de markt toegankelijker en efficiënter te maken.
    Door transparantie te vergroten, krijgen partijen eenvoudiger toegang tot de markt en kan speculatie worden verminderd. Dit kan bijdragen aan meer realistische (lagere) grondprijzen en daarmee beter betaalbare woningbouw. Het kabinet kan dit realiseren door wetgeving aan te passen zodat publiek-private overeenkomsten openbaar moeten worden.

    Conclusie
    Het grondbeleid in Nederland staat op een kantelpunt. Het Regeerprogramma neemt verschillende aanbevelingen uit het IBO-rapport over, wat duidelijk de intentie toont om de woningbouw te versnellen en daarbij het grondbeleid te moderniseren. Echter, de praktische haalbaarheid en effectiviteit van sommige maatregelen blijven onzeker door juridische complicaties, beperkte opbrengsten en mogelijke weerstand bij betrokken partijen.

    Om de wooncrisis effectief aan te pakken, is het essentieel om verder te kijken dan de huidige, aangekondigde maatregelen. Het versterken van publiek-private samenwerking, het versnellen van vergunningprocedures, het flexibiliseren van omgevingsplannen, het bieden van financiële prikkels voor duurzame en betaalbare bouw en het vergroten van transparantie op de grondmarkt zijn stappen die het kabinet kan zetten om de woningbouw echt te versnellen.

Over de auteurs

Gerelateerd nieuws

Sturen met de omgevingsvisie 2.0: Geef richting aan bestuurlijke keuzes en beleid. Van wensenlijst naar agenda met de visie 2.0

De eerste generatie omgevingsvisies waren vaak een feest voor de gemeenteraad. De visies hielpen om gezamenlijk, van politiek links tot rechts, het gesprek te starten over de toekomst van de gemeente. De omgevingsvisie liet zien dat we het over veel eens kunnen worden en dat er veel meer is dat ons bindt dan ons scheidt. Met regelmaat zijn omgevingsvisies unaniem door de raad vastgesteld. En toch… nu merken we dat de omgevingsvisie toch niet altijd even behulpzaam is. Dat we elkaar op hoofdlijnen weliswaar goed kunnen vinden, maar als het op de uitwerking aankomt, de kompaswaarde van de eerste omgevingsvisies toch tekort schiet. Zeker nu de ruimte schaars is en niet alles overal meer kan, geeft de omgevingsvisie vaak niet (de richting van) een antwoord. Besturen is keuzes maken. Niet kiezen leidt tot een voortdurende strijd om de ruimte en botsing van belangen. Duidelijkheid is belangrijk om voortgang en vooruitgang te kunnen boeken. Gelukkig heeft de Omgevingswet daar op ingespeeld. De beleidscyclus biedt alle ruimte om de omgevingsvisie te herzien, te verrijken en aan te scherpen.

Waterbewustzijn in Nederland moet omhoog

De Algemene Rekenkamer heeft op 14 mei het rapport ‘Drinkwater onder druk’ gepubliceerd over besparing op drinkwater. De Rekenkamer stelt daarin dat het halen van de gestelde doelen door het ministerie van Infrastuur en Waterstaat onzeker is en dat maatregelen traag op gang komen. Vewin onderschrijft de constatering van de rekenkamer dat het waterbewustzijn onder Nederlanders laag is. Daarom zetten de drinkwaterbedrijven zich actief in om het bewust omgaan met drinkwater te bevorderen. Het verzekeren van de leveringszekerheid van drinkwater vraagt overigens ook dat drinkwaterbedrijven in staat worden gesteld hun productiecapaciteit tijdig uit te breiden. Daarvoor dient het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023 – 2030. Daarnaast moet bewust gebruik van drinkwater een bijdrage leveren.

Omgeving

Initiatiefrapport Europees Parlement voor Water Resilience Strategy

Op 7 mei nam het Europees Parlement een initiatiefrapport aan met aanbevelingen voor de aankomende Water Resilience Strategy, die de Europese Commissie waarschijnlijk op 4 juni presenteert. Met de strategie wil de Europese Commissie een pad uitstippelen om Europa, het snelst opwarmende continent, waterweerbaar te maken. Het rapport legt veel nadruk op het belang van klimaatadaptatie, het voorkomen van afwenteling en het belang van grensoverschrijdende samenwerking.

Omgeving

Klimaatplannen steden vaak inconsistent: onderzoek toont tegenwerking bij aanpak klimaatrisico’s

Uit een nieuw onderzoek blijkt dat bijna 70% van de klimaataanpassingsplannen in Europese steden enorme inconsistenties bevat. Dit beperkt de effectiviteit van de aanpak van de toenemende klimaatrisico's ernstig. "Nu Europa twee keer zo snel opwarmt als andere continenten, vormt deze 'aanpassingskloof' een steeds grotere bedreiging voor de 75% Europeanen die in steden wonen", zegt UT-onderzoeker en hoofdauteur Diana Reckien.

Klimaat