Wanneer geldt de energiebesparingsplicht?

De energiebesparingsplicht is geen nieuw fenomeen. Veel bedrijven en instellingen hebben de verplichting om energiebesparende maatregelen te nemen die zich in vijf jaar of minder terugverdienen. Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet was de energiebesparingsplicht opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Sinds 1 januari van dit jaar is deze plicht terug te vinden in artikel 5.15 van het Besluit activiteiten leefomgeving ("Bal") en in artikel 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving ("Bbl"). 

De energiebesparingsplicht geldt voor milieubelastende activiteiten en gebouwen met een jaarlijks energiegebruik van meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas. In het geval voornoemde 'drempelwaarde' wordt overschreden, geldt de verplichting tot het treffen van alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van ten hoogste 5 jaar.

Aan deze energiebesparingsplicht kan onder meer worden voldaan door het treffen van maatregelen zoals opgenomen in de "Erkende maatregelenlijst." In de praktijk wordt deze lijst veelvuldig gebruikt. 

Wie moet aan deze energiebesparingsplicht voldoen? 

In het Bal is als normadressaat opgenomen 'degene die de activiteit uitvoert'. In het Bbl geldt als normadressaat 'de eigenaar van het bouwwerk of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan dat bouwwerk'.

In de praktijk leidt de vraag voor wie deze energiebesparingsplicht geldt veelal tot discussie tussen de verhuurder en huurder van een gebouw. Vaak wordt als 'vuistregel' ervan uitgegaan dat verhuurder gebouwgebonden maatregelen moet treffen (zoals het isoleren van een spouwmuur) en de huurder overige maatregelen. Partijen kunnen dit in een huurovereenkomst echter zelf bepalen. 

Met name bij handhavingsacties is relevant wat partijen in een overeenkomst hebben afgesproken in het kader van de energiebesparingsplicht. Het bevoegd gezag is echter niet gebonden aan eventuele afspraken tussen verhuurder en huurder over de energiebesparingsplicht. Zowel de verhuurder, als de huurder kan dus worden aangeschreven bij handhavingsacties in het kader van het niet (volledig) nakomen van de energiebesparingsplicht. 

Eventuele afspraken in de huurovereenkomst zijn wél relevant in het geval daadwerkelijk wordt gehandhaafd. Dan is het bijvoorbeeld van belang of partijen afspraken hebben gemaakt dat dergelijke handhavingskosten (zoals een opgelegde last onder dwangsom) op de andere partij kan worden verhaald. Denk hierbij aan een aanschrijving van het bevoegd gezag richting huurder (bijvoorbeeld omdat delen van het gebouw niet zijn voorzien van LED-verlichting), maar huurrechtelijk is afgesproken dat een dergelijke maatregel voor rekening van verhuurder dient te komen. 

Handhaving energiebesparingsplicht zal toenemen

Bevoegde gezagen kampen met capaciteitstekorten, waardoor handhaving van deze energiebesparingsplicht de laatste jaren achterbleef. Toch is in de praktijk een kentering zichtbaar. Bevoegde gezagen inspecteren steeds meer gebouwen. 

Om de positie van toezichthouders te versterken is enkele maanden geleden het 'Ontwerpbesluit Datadeling netbeheerders' gepubliceerd. Als dit besluit in werking treedt, moeten netbeheerders en leveranciers energiegebruiksgegevens aan toezichthouders aanleveren. Hiermee wordt de informatiepositie van toezichthouders dan ook verstrekt. Daarmee is het aannemelijk dat bevoegde gezag steeds intensiever zullen gaan handhaven als de energiebesparingsplicht niet wordt nagekomen. 

Lessen voor de praktijk 

De energiebesparingsplicht is nog steeds volop in ontwikkeling, zowel qua wet- en regelgeving, als op het gebied van handhaving. De handhaving van deze energiebesparingsplicht zal de komende jaren naar verwachting steeds meer toenemen. Het is voor bedrijven dan ook van belang om scherp te stellen of een energiebesparingsplicht geldt, en zo ja, in het kader van een verhuurder-huurder relatie hier duidelijke afspraken over te maken. 

Voor meer verdieping PONT | Omgeving , opent in nieuw tabblad

Over de auteurs

Gerelateerd nieuws

NPD-monitor: partijen missen visie op uitvoerbaarheid beleid en publieke dienstverlening

Het Netwerk van Publieke Dienstverleners (NPD) concludeert in de nieuwste NPD-monitor dat veel politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s te weinig aandacht besteden aan de uitvoerbaarheid en eenvoud van beleid. Volgens het netwerk ontbreekt in tal van programma’s een samenhangende visie op hoe publieke organisaties beleid daadwerkelijk kunnen uitvoeren, en hoe regelgeving begrijpelijk blijft voor burgers.

Bouw sneller, maar houd de rechtsstaat heel

De roep om minder bezwaarprocedures bij woningbouwprojecten klinkt steeds luider. Verschillende politieke partijen willen de rechtsbescherming inkorten om sneller te kunnen bouwen. Ook het 'schrappen van regels' wordt als een stoere oplossing gepresenteerd. Dat klinkt aantrekkelijk – tot je ziet hoe het in de praktijk werkt.

Omgeving

Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) aangenomen in Eerste Kamer

De Eerste Kamer heeft eind september het voorstel voor de aangepaste Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) aanvaard. De wet is aangepast om meer flexibiliteit voor veiligheidsonderzoeken te bieden aan sectoren waar medewerkers veelvuldig van werkgever wisselen. De wet zal naar verwachting vanaf begin 2026 stapsgewijs in werking treden en in afstemming met alle inzenders in de praktijk worden ingevoerd.

Politiek ontwijkt eigen rol bij vereenvoudiging wet- en regelgeving

Na jaren van vele ambtelijke rapporten over de noodzaak zetten politieke partijen vereenvoudiging van regels en toeslagenstelsel nadrukkelijk op de agenda in hun verkiezingsprogramma’s. De vraag is alleen of de praktijk gaat veranderen, aangezien de grondoorzaken niet worden aangepakt en partijen slechts beperkt reflecteren op hun eigen rol in het ontstaan van complexe regelgeving. Ook gaan ze niet in op de pijnlijke keuzes die vereenvoudiging vereist.