We lijken soms te vergeten dat het individuele bestaans- en ontwikkelrecht van kinderen, zoals verwoord in het IVRK, in de toepassing, een collectieve verantwoordelijkheid van volwassenen. Die verantwoordelijkheid ligt onder het vergrootglas nu de overheid die verantwoordelijkheid voor kinderen zonder de juiste papieren, en regelmatig ook zonder ouders of familie, lijkt te ontkennen. Kinderen dus die afhankelijk zijn van het vangnet dat diezelfde overheid volgens het IVRK zou moet bieden. Maar hoe nemen we eigenlijk die verantwoordelijkheid voor kinderen die het geluk hebben om op te groeien in Nederland - een plek waar, als je maar wil, veel kan, maar niet alles.
Papier en praktijk
Wetten en regels zijn generiek en gelden voor iedere burger. Zo geldt het IVRK voor ieder kind. In de toepassing ervan ontstaan verschillen. Dat is logisch. 'Toepassen' betekent betekenis geven aan de wet of regel in de betreffende situatie. Daarin zit altijd een zekere subjectiviteit omdat betekenisgevers en context invloed hebben op die betekenis. Met wetten en regels willen we ook willekeur in onze samenleving voorkomen en onze democratie bewaken. Dat vraagt om morele oordeelsvorming. Waarden als proportionaliteit en subsidiariteit spelen daarbij vaak een rol. Een paar voorbeelden maken dat wellicht duidelijker.
Yousef, Tom en Cecile
Yousef heeft in zijn geboorteland geen bestaansrecht. Veiligheid, eten, huisvesting, een gezinsleven en onderwijs ontbreken. Hij vlucht, een riskante onderneming. Inmiddels woont hij ongedocumenteerd in Nederland. Hij is aangewezen op het vangnet dat burgers en overheden bieden.
Tom en zijn moeder wonen samen op een gehuurde kamer. Op straat is er regelmatig geweld tussen drugsdealers en er liggen gebruikte naalden van drugsgebruikers. Ze hebben weinig geld. Tom komt regelmatig te laat en zonder eten op school. De school maakt zich zorgen en vraagt hulp voor Tom.
Cecile zit niet lekker in haar vel. Thuis hangt er een gespannen sfeer door de aanstaande scheiding van haar ouders. Op school loopt het voor geen meter. Ze is bang dat ze niet met haar vriendinnen mee kan naar het VWO en wil praten met een psycholoog.
Kinderrechten toepassen
Hoe passen we voor Yousef, Tom en Cecile het IVRK zo toe dat we recht doen aan hun kinderrechten en zij alle drie ondersteuning ontvangen bij het groeien, zonder dat er in de samenleving willekeur ontstaat? Dat is een ingewikkelde verantwoordelijkheid van volwassenen. Die moeten mensen en middelen eerlijk en democratisch verdelen.
Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat Yousef tijdelijk in een pleeggezin gaat wonen, onderwijs gaat volgen en bij de lokale voetbalclub mee mag trainen. Dat de moeder van Tom ondersteuning krijgt bij het vinden van werk, een veilige woonruimte en het op orde krijgen van de financiën. En dat met Cecile en haar ouders gesproken wordt over de ruzies thuis en wat ouders kunnen doen om het voor haar thuis iets fijner te maken.
Centraal staat de morele vraag: wat is in deze specifieke situatie ‘het goede’ om te doen.
En, behalve dat we voor ‘het goede’ de beschikbare middelen optimaal moeten verdelen, willen we kinderen zeker niet schaden. Dat maakt deze afweging extra ingewikkeld. Want in een samenleving waarin veel kan en maakbaarheid en perfectie hoog in het vaandel staan, kan het kinderrecht op professionele hulp bij het opgroeien ook bijdragen aan versterking van die maakbaarheidsnorm. En dat kan weer leiden tot onnodige medicalisering en uitsluiting. Iets dat we nu net niet willen. Hoe zeg je dan ‘ja’ tegen het individuele kinderrecht, maar misschien wel ‘nee’ tegen de individuele interpretatie daarvan?
Volwassen ongemak: voor welk probleem zoeken we een oplossing?
En laten we eerlijk zijn. Die morele afweging brengt ongemak. Anders gezegd, hoewel het allemaal fruit is, moet je wel appels en peren met elkaar vergelijken. En daarin neem je jezelf mee, met je eigen ervaringen, normen en waarden. Bovendien heb je vooraf geen garantie dat jouw afweging leidt tot verbetering voor het kind én gelijkheid in de samenleving.
Met je eigen kinderen zoek je dagelijks ook steeds ‘het goede’. Wanneer zeg je bijvoorbeeld ‘nee’ of ‘je moet dit delen’ in plaats van 'ja' of 'alleen'? Niet omdat ‘ja’ of ‘alleen’ niet kan of mag, maar omdat ‘nee’ of ‘samen’ in die situatie ‘het goede’ lijkt om te doen. Overleggen met andere ouders biedt vaak houvast. Je kunt elkaars kennis, ervaring en wijsheid toepassen bij jouw kind in jullie situatie.
Als het over kinderen van een ander gaat, wordt het ingewikkelder. Je kunt er ook publiekelijk op afgerekend worden. Zeker in een samenleving die maakbaarheid en perfectie hoog in het vaandel heeft staan. Welke houvast heb je dan?
Zo wordt momenteel gepoogd om de reikwijdte van de jeugdzorg af te bakenen in de Jeugdwet. Een poging om kansengelijkheid en houvast te vinden die minder onschuldig is dan ze lijkt. Want door de wet hoeven volwassenen met lastige verschillen van inzicht en strijdende waarden, zich niet meer in dialoog met elkaar te verbinden om samen morele verantwoordelijke keuzes te maken. In plaats daarvan kunnen zij issues instrumenteel fiksen in een dynamiek van macht en onmacht. ‘Sorry, ik snap dat het in uw geval wel zou helpen , maar het mag niet’. Opeens wordt het systeem leidend in plaats van dienend. Dat doet is met menswaardigheid. De historie leert ons dat het beoogde comfort en de houvast die we met deze exercities zoeken, leiden tot schade bij kinderen, oplopende kosten en moreel ongemak. Hoewel dat nooit de intentie was, knabbelen we dan aan kinderrechten. In het recente verleden zijn de misstanden in de gesloten jeugdzorg en de toeslagenaffaire daar pijnlijke voorbeelden van.
Luiheid is des duivels oorkussen
Als we de Asielnoodmaatregelenwet langs het IVRK leggen en onze morele verantwoordelijkheid nemen, is de conclusie helder. De wet ontkent het bestaan van sommige kinderen. Dat kan nooit.
Vaak is het echter minder evident. Ook dan knabbelen we zonder dat we het beogen of doorhebben, aan kinderrechten. Dan schaden we kinderen, vergroten we kansenongelijkheid en uitsluiting. Ook daar ligt onze volwassen verantwoordelijkheid. Als we dat herkennen, kunnen we ons uitspreken en de dialoog blijven zoeken.
Misschien zit het wel in dat ene moment waarin we vasthielden aan het protocol uit angst voor klachten of tuchtcolleges? Of het moment waarop we houvast zoeken in wetten en regels om 'het goed te doen', en dat verwarren met het lastige ‘het goede doen'? Of het moment waarop we kennis tot waarheid verheffen, los van de context? Kortom, al die alledaagse momenten waarop we elkaar gevangenhouden in het comfort van maakbaarheid en voorspelbaarheid en we, voor het gemak, het harde reflexieve werk en de morele afweging voor even uit de weg gaan. Knabbelen ook wij daardoor elke dag aan kinderrechten?
Over de auteurs
Gerelateerd nieuws
Algoritmeregistratie in Nederland moet beter
Data & Privacy
Van sluiting naar startschot: hoe regio’s de toekomst van de chemie kunnen veiligstellen
Klimaat
Ecosysteem is minstens zo belangrijk als woning
Omgeving
We kunnen met meer zonne- en windenergie Nederland onafhankelijker maken
Klimaat