Het begrip energiedelen lijkt nog niet helemaal te zijn uitgekristalliseerd. Niels Hanskamp adviseur energietransitie bij de VNG: “wij hanteren de definitie zoals opgenomen de Electricity market design, dat betekent energiedelen met de personen die je wil, los van de energieleverancier waar iemand bij zit, lokaal en gelijktijdig, op kwartierbasis.”

Volgens Energiespecialist Laetitia Ouillet is er een asymmetrie in informatie en kan er al veel onder de huidige wet- en regelgeving. Zo is de Power Purchase Agreement (PPA) een stroomafnameovereenkomst tussen twee partijen met afspraken over de hoeveelheid energie die wordt afgenomen. Deze contractuele overeenkomst is volgens Ouillet een vorm van energiedelen die onder de huidige wet al kan. “Dit is eigenlijk al de afname afstemmen op verbruik. Hier zijn mogelijkheden en platforms voor. Zo kunnen lokale ondernemers voor iets meer dan de kostprijs van stroom geholpen worden en gaat de prijs niet meer mee met de marktspeculatie.”

Het belangrijke aan energiedelen is gelijktijdigheid, zo definieert minister Jetten in een kamerbrief: “Bij delen van energie staat gelijktijdigheid voorop. Actieve afnemers of energiegemeenschappen kunnen alleen energie delen die zij binnen een kwartier zelf op het systeem invoeden, onder de voorwaarde dat deze energie door de afnemer waarmee gedeeld wordt ook in dat kwartier wordt afgenomen. De elektriciteit die gedeeld is, wordt dan afgetrokken van de gemeten levering op de aansluiting.”

Vervanging salderingsregeling

In het oorspronkelijke voorstel van de nieuwe Energiewet stond weinig over energiedelen. Door amendementen zijn daar veranderingen in aangebracht. Het amendement dat nu is aangenomen noemt Hanskamp “energiedelen light”. “Het amendement ging over de implementatie van energiegemeenschappen, dat je binnen een VVE bijvoorbeeld energie mag delen onder de voorwaarde dat je bij dezelfde energieleverancier zit. We zijn daar minder enthousiast over, omdat de leverancier dan administratieve kosten in rekening gaat brengen en het idee van energiedelen daar weer op stuk kan lopen.”

De VNG ziet het liefst dat het delen van energie helemaal los komt te staan van energieleveranciers. Hanskamp “eigenlijk kan je nog verder gaan zonder tussenkomst van een leverancier, dus als je buren bent, dat je dan direct de energie aan elkaar levert”. Energiedelen is volgens hem een goed alternatief om de investeringen van individuele bedrijven en burgers op stoom te houden zonder de salderingsregeling. “Door het hoofdlijnenakkoord en de afschaffing van de salderingsregeling is de markt voor zonnepanelen ingestort. In het Nationaal Plan Energiesysteem krijgt zonne-energie een immense rol. We moeten dat investeringsvolume intact houden wil je die doelstellingen halen. Het afschaffen van de salderingsregeling heeft voor een ander speelveld gezorgd voor zon, daar moet nu een alternatief voor komen.”

Fiscale feestjes

Ouillet denkt dat deze vorm van energiedelen niet ten goede komt aan de energietransitie omdat de energiedelers de energiebelasting dan ontwijken. “Ik ben niet tegen het principe van energiedelen, maar wel tegen fiscale feestjes. De energiebelasting komt ten goede aan andere dossiers in de energietransitie. Het risico is er dat het voor de happy few is weggelegd.”

Die belastingen moeten voor energiedelers volgens Hanskamp wel blijven bestaan. “Met gelijktijdig verbruik belast je het net. Netwerkkosten en energiebelasting moeten zeker worden betaald, maar of die transportkosten gelijk moeten zijn aan de huidige kosten is dan wel vraag.”

Netcongestie

Ouillet vindt het oplossen van netcongestie een veel urgenter dossier. Energiedelen ziet ze niet als antwoord daarop. “Als iedereen tegelijk wind en zon opwekt, dan moet het van de grote windparken alsnog naar het laagspanningsnet getransporteerd worden. Als het energiedelen dan tussen Groningen en Utrecht gebeurt, zorgt dit voor meer netcongestie. Alleen als de prosument en consument op hetzelfde net zitten en er tegelijkertijd vraag en aanbod is, kan het de congestie verlichten.”

Dat laatste is precies wat de VNG wil: “We moeten niet van Amsterdam naar Utrecht transporteren, maar lokaal en gelijktijdig op kwartierbasis en de balans moet goed geregeld zijn. Dit had in de energiewet moeten staan”, zegt Hanskamp.

Capaciteit netbeheerders

Ouillet ziet de capaciteit van de netbeheerders daarnaast als een probleem; het aanmelden van nieuwe allocatiepunten (een tweede elektriciteitsmeter achter de aansluiting) is een taak van de netbeheerder, die met het congestieprobleem al veel op hun bordje hebben.

Maar, zegt Hanskamp, “slimme meters hebben al meerdere poorten, daar zit één poort op voor de energieleverancier, de andere poort kan gebruikt worden voor energiedelen. Er moet dan wel een balansverantwoordelijke partij zijn die toeziet op het beheer van die poorten en alle energiestromen kan zien in- en uitgaan.”

Energieopslag

Hanskamp ziet een economie voor zich waarin lokaal duurzame energie opwekken, delen en opslaan wordt beloond. “Bezitters van zonnepanelen krijgen steeds minder terug voor wat ze aan stroom overhouden, er is dus een businesscase voor opslag. Er kan zo een markt ontstaan voor energiedelen in combinatie met opslaan in bijvoorbeeld een warmwatervat of een thuisbatterij. We moeten nieuwe prikkels in het systeem bouwen om dit te stimuleren.”

Hanskamp wil daarom dat er ook kritisch wordt gekeken naar de tarifering van energie. “Nu betaalt iedereen hetzelfde nettarief, of een consument bijvoorbeeld op het warmtenet zit of niet. Er zit ook geen enkele prikkel in verbruik; verbruik op rustige momenten wordt niet beloond en verbruik in de spits wordt niet gestraft. Deze elementen moeten allemaal meegenomen worden in de ontwerpprincipes van de warmtewet en energiewet. Dan creëer je als overheid een nieuw spel en kan bijvoorbeeld warmte ook goedkoper worden, je bent als overheid marktmeester.”

Over de auteurs

  • Jaël Poelen

    Jaël Poelen is Nieuwsredacteur duurzaamheid en klimaat bij PONT.

    PONT | Data & Privacy

Gerelateerd nieuws

Duurzaamheidsrapportering door ondernemingen – de Corporate Sustainability Reporting Directive

De Richtlijn (EU) 2022/2464 duurzaamheidsrapportering door ondernemingen, oftewel de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is op 5 januari 2023 in werking getreden en moet uiterlijk 6 juli 2024 in de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd. De CSRD verplicht ondernemingen in hun bestuursverslag duurzaamheidinformatie op te nemen, stelt regels voor de controle op die informatie en verplicht beursvennootschappen verklaringen die zien op de duurzaamheidsrapportering algemeen verkrijgbaar te stellen. Dit alles is gericht op transparantie en het afleggen van verantwoording, met als indirect doel vooruitgang (bijvoorbeeld door duurzaam investeren) te stimuleren.

Klimaat

Groene arbeidsvoorwaarden in de onderneming

Duurzaamheid is binnen veel organisaties een belangrijk thema. Een manier om de organisatie te verduurzamen, is het aanbieden van ‘groene arbeidsvoorwaarden’ aan werknemers. Groene arbeidsvoorwaarden stimuleren werknemers veelal om duurzamere keuzes te maken. Naast dat dit bijdraagt aan het beperken van de uitstoot van de organisatie, kan het aanbieden van groene arbeidsvoorwaarden een organisatie bovendien een aantrekkelijke werkgever maken voor (toekomstige) werknemers. In deze bijdrage zullen wij dan ook stilstaan bij de vormgeving van groene arbeidsvoorwaarden en het implementeren van deze arbeidsvoorwaarden in de organisatie. Tot slot zullen wij ook ingaan op de ontwikkeling van groene arbeidsvoorwaarden in cao’s.

Klimaat

CO2-registratieplicht voor grote werkgevers

Grote werkgevers (tenminste 100 werknemers) zijn met ingang van 1 juli 2024 als onderdeel van het Klimaatakkoord verplicht om gegevens over werkgebonden mobiliteit te rapporteren. De doelstelling in het Klimaatakkoord is om middels een collectief plafond in 2030 minstens 1,5 megaton aan CO2-emissie te reduceren. Verkeer is nu verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de totale CO2-emissie.

Klimaat

Ander voedselsysteem dringt uitstoot broeikasgas fors terug en vraagt veel minder landbouwgrond

Door het Europese voedselsysteem anders in te richten is er 44% minder landbouwgrond nodig, terwijl de uitstoot van broeikasgassen uit de landbouw, zoals CO2 en methaan, drastisch daalt met 70%. Dat is ook mogelijk bij de huidige consumptie van dierlijk eiwit. Als we daarnaast nog minder dierlijk eiwit gaan eten, en vervangen door plantaardig, kan het landgebruik met 60% omlaag en de uitstoot met 81%.

Klimaat