Losse kanonskogels

Het Rijk vuurt met regelmaat beleid via losse kanonskogels af op het landelijk gebied. Op lokaal niveau moeten de gemeenten dan maar kijken hoe (rijks)beleid voor landbouw, natuur, militair terrein, wonen, infrastructuur en de opwek van duurzame energie samengaan. Met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) zette het vorige kabinet een nieuwe koers in. Het NPLG bood kaders en middelen voor het opstellen en uitvoeren van integrale gebiedsprogramma’s. Daarin leggen gebruikers van een gebied – agrarische en andere ondernemers, inwoners, natuurbeheerders – samen met de overheden de ingewikkelde gebiedspuzzel. Hoe voldoen we in dit gebied aan regelgeving voor stikstof, biodiversiteit en waterkwaliteit? Hoe betrekken we daarin ook andere lokale opgaven?

Puzzel

De puzzel is niet eenvoudig te leggen. De strijd om de ruimte wordt concreet op lokaal niveau: een zonneveld, een militair oefenterrein, nieuwe woningen, meer natuur, de kringlopen in de landbouw verder sluiten en toch het verdienvermogen op peil houden. Voor de leefbaarheid zijn bovendien voorzieningen van belang. We kunnen ons grondgebied niet groter maken, dus hebben we oplossingen nodig met samenhang.  Met het NPLG daagde het Rijk allereerst de provincies uit om de puzzels te leggen. Dankzij intensieve gesprekken met partners zijn de provincies met gedragen en onderbouwde programma’s gekomen. Daar hadden ze meer geld voor nodig dan de 24 miljard uit het NPLG-transitiefonds. Toch leek er een begaanbare route te ontstaan voor het landelijk gebied: gebiedsprocessen met ruimte voor maatwerk op lokaal niveau en met steun vanuit het Rijk.

Gebiedsproces

Die aanpak vanuit gebieden is nodig en het werkt. De gebiedsaanpak erkent dat opgaven én gebieden allemaal verschillend zijn. Dat geldt voor de fysieke kenmerken van bodem en water, voor de inrichting en het gebruik van de gronden en voor de cultuur en de manier waarop mensen samenleven. Maatwerk per gebied; dat is precies waar gemeenten en provincies al tijden om vragen. De gebiedsaanpak werkt omdat de plannen van onderaf vorm krijgen. Gebruikers van het gebied leggen samen de puzzel, met oog voor elkaars belangen. In een gebied waar boeren bijvoorbeeld liever kiezen voor windmolens en inwoners voor zonnepanelen, krijgen beide partijen de vrijheid om samen de beste weg richting de energietransitie te kiezen. Dat leidt tot gedragen oplossingen. Het Rijk gaf naast de nationale kaders, ook de middelen en instrumenten om daar lokaal de best passende oplossing voor te vinden.

Donkere wolk

Voor gemeenten – elke vierkante centimeter grond in Nederland valt nu eenmaal in een gemeente – is de gebiedsaanpak de goede route om oplossingen te vinden voor de talloze knelpunten en juridische procedures waarmee we in het landelijk gebied te maken hebben. Dat geldt bij uitstek voor plattelandsgemeenten met een groot grondgebied en veel kleine kernen, zoals de P10-gemeenten. Voor onze gemeenten is het integreren van alle belangen in het landelijk gebied een hoofdtaak. Maar het NPLG is gestopt en een alternatief is er nog niet. Daarmee hangt een donkere wolk boven onze gemeenten. Want de vraagstukken zijn niet veranderd.

Vervangt innovatie de gebiedsaanpak?

De minister wil de landbouw doorontwikkelen met innovatie als aanjager. Het is de vraag of dat onze natuur redt en bijvoorbeeld ruimte schept voor woningbouw? En zijn de gevolgen voor de agrarische bedrijven wel zo positief? Nog meer investeren, waardoor alleen de grote bedrijven kunnen overblijven? Wat betekent dat voor de schaal van het landschap en de vitaliteit van de plattelandsgemeenschap? Door de landelijke beëindigingsregelingen (LbV en Lbv+) stopt een aantal veebedrijven. De emissie van stikstof op de natuur neemt daarmee af. Dat is goed. Maar de gemeenten staan buitenspel als het gaat om het hergebruik van de weidegronden. Zo raken we de grip kwijt op ons eigen grondgebied.

Daarom, beste minister: betrek de gemeenten en geef de regio de ruimte verder te gaan met de aanpak die met het NPLG is ingezet. Erken de kennis en inspanningen die hebben geleid tot de gebiedsgerichte aanpak die op tafel ligt. Stel gemeenten niet voor de onmogelijke opgave het zelf uit te zoeken Daarvoor zijn ons mooie buitengebied en de kwaliteit van leven op het platteland ons te lief.

Gerelateerd nieuws

Hitte aanpak 2025: samen voorbereid op de gevolgen van hitte

Extreme hitte heeft gevolgen voor de gezondheid van mensen en voor de leefbaarheid van steden en dorpen. Daarom presenteren de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW) vandaag de Hitte aanpak 2025. Hierin laten zij zien wat het Rijk en maatschappelijke partners doen om de gevolgen van aanhoudende hitte te beperken. De aanpak richt zich op concrete acties op de korte termijn die bijdragen aan een gezonde leefomgeving voor mensen in de gebouwde omgeving. Het doel voor de lange termijn is om het aantal mensen dat door hitte vroegtijdig overlijdt, in 2050 te halveren.

De aanpak van natuurbranden

De aanpak van natuurbranden in Nederland is afgelopen jaren in een stroomversnelling geraakt. En, zo blijkt dit voorjaar, geheel terecht. Het aantal natuurbranden is nu al ontzettend hoog. Het aantal meldingen van een natuurbrand tot 13 mei 2025 staat op 394. Ter vergelijking: in geheel 2024 zijn er 211 meldingen van een natuurbrand gedaan. We zitten in een droog voorjaar en dat zorgt voor een kwetsbare natuur, en dat lijkt eerder regel dan uitzondering te worden. Reden voor overheden, natuurbeheerders en hulpdiensten om te investeren in natuurbrandbeheersing.

Sturen met de omgevingsvisie 2.0: Geef richting aan bestuurlijke keuzes en beleid. Van wensenlijst naar agenda met de visie 2.0

De eerste generatie omgevingsvisies waren vaak een feest voor de gemeenteraad. De visies hielpen om gezamenlijk, van politiek links tot rechts, het gesprek te starten over de toekomst van de gemeente. De omgevingsvisie liet zien dat we het over veel eens kunnen worden en dat er veel meer is dat ons bindt dan ons scheidt. Met regelmaat zijn omgevingsvisies unaniem door de raad vastgesteld. En toch… nu merken we dat de omgevingsvisie toch niet altijd even behulpzaam is. Dat we elkaar op hoofdlijnen weliswaar goed kunnen vinden, maar als het op de uitwerking aankomt, de kompaswaarde van de eerste omgevingsvisies toch tekort schiet. Zeker nu de ruimte schaars is en niet alles overal meer kan, geeft de omgevingsvisie vaak niet (de richting van) een antwoord. Besturen is keuzes maken. Niet kiezen leidt tot een voortdurende strijd om de ruimte en botsing van belangen. Duidelijkheid is belangrijk om voortgang en vooruitgang te kunnen boeken. Gelukkig heeft de Omgevingswet daar op ingespeeld. De beleidscyclus biedt alle ruimte om de omgevingsvisie te herzien, te verrijken en aan te scherpen.

Waterbewustzijn in Nederland moet omhoog

De Algemene Rekenkamer heeft op 14 mei het rapport ‘Drinkwater onder druk’ gepubliceerd over besparing op drinkwater. De Rekenkamer stelt daarin dat het halen van de gestelde doelen door het ministerie van Infrastuur en Waterstaat onzeker is en dat maatregelen traag op gang komen. Vewin onderschrijft de constatering van de rekenkamer dat het waterbewustzijn onder Nederlanders laag is. Daarom zetten de drinkwaterbedrijven zich actief in om het bewust omgaan met drinkwater te bevorderen. Het verzekeren van de leveringszekerheid van drinkwater vraagt overigens ook dat drinkwaterbedrijven in staat worden gesteld hun productiecapaciteit tijdig uit te breiden. Daarvoor dient het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023 – 2030. Daarnaast moet bewust gebruik van drinkwater een bijdrage leveren.

Omgeving