Dit artikel is het tweede in een reeks over groen aanbesteden. In het eerste artikel is de achtergrond geschetst van de ontwikkelingen op het gebied van duurzaam (‘groen’) aanbesteden. In dit artikel worden de randvoorwaarden geschetst. In de hiernavolgende artikelen wordt verder ingegaan op de ‘tools’ die aanbestedende diensten in hun spreekwoordelijke gereedschapskist hebben om groene eisen mee te nemen in aanbestedingen én te borgen in de uitvoeringsfase.

Voorbereiding is cruciaal

Een veelgehoorde kreet (dikwijls laat in de voorbereidingsfase van de aanbesteding) bij aanbestedende diensten is: “we moeten nog iets met duurzaamheid, maar hoe?”. Daar valt nog veel winst te behalen. Bij veel projecten loont het namelijk om al in een vroeg stadium na te denken hoe de meeste groene impact behaald kan worden. Dat kan om te beginnen door tijdens de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure marktkennis op te doen (al dan niet door middel van een marktconsultatie) en gebruik te maken van de kennis binnen de eigen organisatie. Daarbij kan vervolgens ook rekening worden gehouden met de keuze voor de aanbestedingsprocedure. De concurrentiegerichte dialoog en het innovatiepartnerschap zullen doorgaans meer ruimte bieden voor input en creatieve groene ideeën vanuit de markt, waarbij het uiteraard wel belangrijk is dat de aanbestedende dienst dit als belangrijk adresseert en op de agenda zet.

Mogelijkheden en begrenzingen ‘groene’ aanbesteding

Als de keuze voor het bewandelen van de groene weg eenmaal is gemaakt, is het de vraag hoe ver aanbestedende diensten daarin kunnen gaan. Groen aanbesteden is daarbij niet onbegrensd, waarbij allereerst gedacht moet worden aan de Europese aanbestedingsbeginselen.

Non-discriminatie, gelijke behandeling, transparantie en proportionaliteit.

Binnen deze beginselen springt in het kader van groen aanbesteden het proportionaliteitsbeginsel het meest in het oog. In verband met groen aanbesteden, is het in dat kader van belang dat gestelde duurzaamheids- of anderszins groene eisen voldoende verband dienen te houden met het voorwerp van de opdracht.2

Zie in dat verband onder andere § 3.4.6 van de Gids Proportionaliteit.

Dit principe komt dan ook expliciet terug op meerdere plekken in de Aanbestedingswet.3

Artikel 1.10 Aanbestedingswet waaruit volgt dat aanbestedende diensten bij de voorbereiding- en het tot stand brengen van overheidsopdrachten uitsluitend eisen, voorwaarden en criteria aan zowel inschrijvers als inschrijvingen stelt die in redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. Andere relevante plekken in de Aanbestedingswet waar het begrip ‘voldoende verband met het voorwerp van de opdracht’ terugkomt zijn artikel 2.74 lid 2 en 3 met betrekking tot technische specificaties, artikel 2.115 lid 3 ten aanzien van gunningscriteria, artikel 2.80 met betrekking tot bijzondere uitvoeringsvoorwaarden en artikel 2.78a in verband met keurmerken.

Daarbij is het interessant te bezien hoe dit leerstuk zich de komende jaren zal gaan ontwikkelen. Nu er een steeds grotere nadruk ligt op en belang wordt gehecht aan het halen van (nu nog secundaire) groene doelstellingen – ook in het kader van het behalen van Europese doelstellingen die volgen uit onder andere de Green Deal en overige sectorale wetgeving – zou het niet verbazen als het al dan niet aannemen van ‘voldoende verband met de opdracht’ minder restrictief (althans met een soepelere blik) zal worden bekeken de komende jaren.

Op dit moment is er nog weinig rechtspraak te vinden op dit vlak. In het oog springt in dat kader advies 93 en 94 van de Commissie van Aanbestedingsexperts, waaruit (kort gezegd) volgt dat een ISO14001-certificering ‘of gelijkwaardig’ als uitvoeringseis in beginsel proportioneel wordt geacht.

Groene instrumenten

De speelruimte die aanbestedende diensten hebben, wordt zoals gezegd begrensd door het al dan niet voldoende verband houden met het voorwerp van de opdracht. Daarbij biedt de Aanbestedingswet een aantal instrumenten die de aanbestedende dienst kan gebruiken als vehikel om groene ambities mee te nemen in aanbestedingsprocedures. Een aantal van deze instrumenten wordt hierna uitgelicht: het betreft de uitsluitingsronden, geschiktheidseisen en selectiecriteria, gunningscriteria, specificaties, uitvoeringsvoorwaarden en keurmerken.

Uitsluitingsgronden

De Aanbestedingswet biedt facultatieve uitsluitingsgronden voor inschrijvers die niet voldoen aan milieuwetgeving of die eerder ernstige fouten hebben gemaakt in hun beroepsuitoefening.

Artikel 2.87 Aanbestedingswet.

Dit creëert ruimte om niet-duurzame bedrijven uit te sluiten. Dit vehikel richt zich kortom op de inschrijver.

Geschiktheidseisen en selectiecriteria

Een ander middel dat zich richt tot de inschrijver, is de mogelijkheid tot het formuleren van groene geschiktheidseisen en selectiecriteria.

Artikel 2.90 en 2.99 Aanbestedingswet.

Denk hierbij aan het eisen van bepaalde minimale kennis of ervaring of het uitvragen van referentieprojecten met groene aspecten. Daarbij gelden de ‘reguliere’ kaders. Zo kan er gevraagd worden om referenties van een reeds eerder ‘groen’ vervaardigd gebouw, waarbij het referentieobject niet exact dezelfde functie hoeft te hebben. Zo is een politiebureau dat met een relatief lage MKI-score is vervaardigd, goed vergelijkbaar met een school of gemeentehuis.

Gunningscriteria

Groene overwegingen kunnen ook invloed hebben op de gunningscriteria.

Artikel 2.115 Aanbestedingswet.

Dit kan bijvoorbeeld door extra punten toe te kennen voor het hergebruik van verpakkingsmaterialen, een ontwikkelplan waarin daadwerkelijke energiebesparing hoger wordt gewaardeerd of een hogere waardering bij gebruik van duurzame of recyclebare grondstoffen. Deze groene beloftes die worden aangeboden in het kader van de gunningscriteria worden onderdeel van het contract met de winnende inschrijver, waardoor ze bindend zijn tijdens de uitvoering van de opdracht.

Specificaties en uitvoeringsvoorwaarden

Andere instrumenten die kunnen worden ingezet zijn het voorschrijven van specificaties en het stellen van bijzondere groene uitvoeringsvoorwaarden.

Artikel 2.74 en 2.80 Aanbestedingswet.

Denk hierbij aan minimale technische of functionele specificaties (eisen) zoals het voorschrijven van bepaalde milieuvriendelijke materialen, bijvoorbeeld een duurzame houtsoort voor kozijnen of bamboe voor verkeersborden. Daarbij kan ook gedacht worden aan het uitvoeren van het werk door enkel elektrisch materieel.

Ook hierbij geldt uiteraard dat er sprake moet zijn van voldoende verband met het voorwerp van de opdracht. Het stellen van de uitvoeringsvoorwaarde dat het project slechts met elektrisch materieel dient te worden uitgevoerd houdt daarbij voldoende verband met de opdracht, waar het voorschrijven dat het gehele personeelsbestand van de betreffende aannemer met elektrische auto’s dan wel het OV naar welk werk dan ook dient te gaan vooralsnog te ver lijkt te gaan, althans onvoldoende verband houdt met het voorwerp van de opdracht.

Milieukeurmerken

Tot slot kunnen aanbestedende diensten gebruik maken van milieukeurmerken.

Bijvoorbeeld TCO Certified of EU Ecolabel. De randvoorwaarden waarmee rekening gehouden dient te worden zijn terug te vinden in artikel 2.78a van de Aanbestedingswet.

Daarbij is van belang op te merken dat deze keurmerken ook kunnen worden meegenomen onder de noemer van een aantal van de hiervoor genoemde instrumenten. In een interessant advies van de Commissie van Aanbestedingsexperts, wordt (kort gezegd) aangegeven dat het voorschrijven van een ISO14001-certificaat als uitvoeringsvoorwaarde in beginsel proportioneel is.

Commissie van Aanbestedingsexperts, advies 93 en 95.

Het is daarbij de vraag of de Commissie deze voorwaarde ook proportioneel had bevonden indien dit certificaat als geschiktheidseis of selectiecriterium was gesteld. Dan hadden inschrijvers immers geen tijd meer gehad om in aanloop naar de uitvoeringsfase de certificering te behalen. Hoe dan ook heeft het er alle schijn van dat hoe meer bepaalde certificeringen en keurmerken ‘marktstandaard’ worden (zoals de in het vorige artikel genoemde CO2-prestatieladder), hoe sneller zal worden aangenomen dat het gerechtvaardigd is deze certificaten of keurmerken als uitvoeringseis en uiteindelijk ook als geschiktheidseis of selectiecriterium te kunnen stellen.

Gericht inzetten instrumenten: maatwerk

De hiervoor genoemde instrumenten zien op verschillende fases in de aanbestedingsprocedure, waarbij bovendien het ene instrument zich meer richt op de inschrijver en het andere instrument meer op de inschrijving. In iedere aanbesteding zal de aanbestedende dienst de vraag moeten stellen welk instrument het meeste groene effect zal sorteren. Neem daarbij als voorbeeld de aanbesteding van een werk, waarbij MKI (Milieukostenindicator) meegenomen kan worden op (gedeeltes van) het werk. MKI is een in euro's uitgedrukte uitkomst van een levenscyclusanalyse (LCA): een analyse van de milieueffecten over verschillende levensfases. MKI geeft uitdrukking aan de verwachte maatschappelijke kosten om deze milieueffecten ongedaan te maken.

Zie onder andere ‘Stappenplan: inkopen met de milieukostenindicator’, PIANOo augustus 2020.

Bij het toepassen van MKI is het raadzaam als aanbestedende diensten stilstaan bij de vraag in welk stadium van de aanbestedingsprocedure en op welk gedeelte van het werk toepassing het meeste effect zal bewerkstelligen. Om te beginnen lijkt het goed om MKI slechts mee te nemen op een gedeelte van het werk, namelijk op de gedeeltes waarop de meeste milieuwinst te behalen is zoals bijvoorbeeld de betonnen of stalen onderdelen.

Vervolgens is het de vraag hóe MKI een rol krijgt. Zo kan er gedacht worden aan het meenemen van MKI in de geschiktheidseisen of selectiecriteria als er sprake is van een kerncompetentie die ziet op het project van de aan te besteden opdracht, waarbij om referentie(s) wordt gevraagd van een vergelijkbaar project waarbij een MKI-berekening is gemaakt, toegepast en gemonitord, of is gerealiseerd met een lage MKI-waarde. MKI kan ook meegenomen worden als technische specificatie, waarbij voor specifieke gedeeltes van het werk een dwingende (lage) MKI-score wordt voorgeschreven.

In dit MKI-voorbeeld lijkt het wederom van toegevoegde waarde dat deze groene eisen al in een vroeg (voor)stadium van de aanbestedingsprocedure gepaste aandacht krijgen. Het realiseren van een lage MKI-score zou in dit voorbeeld zelfs al meegegeven kunnen worden aan het (ontwerpende) ingenieursbureau om de meeste ‘projectwinst’ te behalen. Op die manier kunnen bepaalde onderdelen van het werk in de daarop volgende aanbestedingsprocedure als dwingende uitvoeringseisen aan de uitvoerend aannemer worden voorgeschreven, óf kunnen inschrijvers zich onderscheiden door een nog betere MKI-waarde aan te bieden in het geval MKI wordt meegenomen in het gunningscriterium.

Het vroegtijdig nadenken over groene ambities en vervolgens gericht implementeren in de vorm van groene eisen, criteria en contractvoorwaarden in de aanbestedingsprocedure is kortom van groot belang. Voor een daadwerkelijk succesvolle groene aanbesteding is het vervolgens ook noodzakelijk dat er goed gemonitord en gehandhaafd wordt, maar dit alles begint bij het leggen van een solide fundament in de aanbestedingsfase.

Conclusie

Groen inkopen zal een steeds belangrijkere rol krijgen. Aanbestedende diensten doen er dan ook goed aan bij elke aanbesteding in een vroeg genoeg stadium na te denken over welke groene instrumenten zij in hun spreekwoordelijke gereedschapskist hebben en daarbij ook na te denken welk van deze instrumenten zij het meest efficiënt en effectief in kunnen zetten om gewenste groene doelstellingen te verwezenlijken. Dat begint – althans dat zou moeten beginnen – in de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure.

Maar hoe zorgt men ervoor dat de vertaalslag van groene ambities, naar groene aanbestedingen, óók wordt gemaakt naar groene uitvoering? En met welke praktische aandachtspunten dient daarbij rekening te worden gehouden? Daarover later meer in de volgende artikelen in deze reeks!

Over de auteurs

  • Zara Gulikers

    Zara staat partijen bij in de bouw-, infrastructuur- en energiesector. Zij adviseert en procedeert over diverse aanbestedings- en bouwrechtelijke onderwerpen, zowel in de (voorbereiding van de) aanbestedingsprocedure als in de uitvoering van een project. Zara focust zich onder meer op de begeleiding van grote complexe bouwprojecten, zoals de PALLAS Reactor en Nuclear Health Centre in Petten en de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Den Bosch. Naast het opstellen en beoordelen van traditionele bouwcontracten op basis van de UAV en UAV-GC stelt zij ook contracten op met ver(der)gaande samenwerkingsvormen zoals twee-fasen (waaronder bouwteams), allianties en verschillende contracten met toepassing van Cost+ (waaronder NEC4 en FIDIC). Daarnaast heeft zij kennis van uiteenlopende vastgoedgerelateerde onderwerpen vanuit haar eerdere ervaring in de vastgoedtransactiepraktijk (specialisatie huurrecht). Zara is docent bij Conducto Opleidingen Inkoop & Aanbesteden.

Gerelateerd nieuws

Het volgende klimaatrapport verschijnt in 2028 maar de voorbereiding begint nu

IPCC-rapporten bundelen de laatste wetenschappelijke kennis voor overheden en wereldleiders. Hoogleraar Robbert Biesbroek werkt mee aan de rode draad van het volgende IPCC-rapport. Wat kunnen we verwachten?

Klimaat

Klimaatwetenschap in de rechtszaal

Vandaag is het de dag van de mensenrechten. Het recht op leven, gezondheid, eigendom en wonen staan onder druk door klimaatverandering. De klimaatwetenschap heeft onomstotelijk aangetoond dat de huidige opwarming van de aarde door de mens wordt veroorzaakt. Deze bewijslast kan in de rechtszaal worden gebruikt om mensenrechten te beschermen.

Klimaat

Belangrijke stappen gezet in wetgeving energietransitie

De Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie en de Energiewet zijn door de Eerste Kamer aangenomen. Deze wetten vormen belangrijke bouwstenen voor de energietransitie. Ze stellen gemeenten in staat om hun rol in de energietransitie en hun regierol in de warmtetransitie in te vullen.

Klimaat

Meerderheid werknemers wil dat werkgever actief bijdraagt aan duurzaamheid

Een ruime meerderheid (67%) van de beroepsbevolking vindt het belangrijk dat de organisatie waarvoor zij werken een actieve bijdrage levert aan duurzaamheid. Wel is er vaak kritiek op de duurzaamheidscultuur, omdat de werkelijke gang van zaken lang niet altijd overeenkomt met de ambities die worden verkondigd. Dat is een van de opvallende uitkomsten van een groot KPMG-onderzoek onder een representatieve groep werknemers in verschillende sectoren in Nederland.