Achtergrond van de wet

De Ontbossingsverordening is op 29 juni 2023 in werking getreden. De verordening maakt onderdeel uit van een breder actieplan om ontbossing en bosdegradatie aan te pakken, en kan worden gezien als een Europees antwoord op het uitblijven van bindende internationale regelgeving betreffende het beschermen van bossen. Het doel van de verordening is om ontbossing en bosdegradatie als gevolg van consumptie en productie in de EU te minimaliseren, en tegelijkertijd de bijdrage van de EU aan broeikasgasemissies en biodiversiteitsverlies te verminderen. Hiertoe voorziet de verordening in voorschriften voor het in de handel brengen, aanbieden en exporteren van bepaalde grondstoffen en producten, te weten runderen, cacao, koffie, palmolie, soja, rubber en hout. Deze grondstoffen en producten worden gezien als voornaamste veroorzakers van ontbossing en aantasting van bos en mogen alleen in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd als zij (i) ontbossingsvrij zijn, (ii) zijn geproduceerd overeenkomstig de relevante wetgeving van het land van productie, en (iii) vergezeld gaan van een zorgvuldigheidsverklaring. De verordening vervangt de Houtverordening uit 2010, die voornamelijk gericht was op het tegengaan van illegale houtkap. 

Verplichtingen voor bedrijven

Marktdeelnemers (en niet-MKB-handelaren) dienen op grond van de verordening zorgvuldigheid te betrachten ten aanzien van de hierboven genoemde grondstoffen en producten. Deze zorgvuldigheid omvat driestappen, te weten (i) het verzamelen van bepaalde informatie, (ii) het uitvoeren van een risicobeoordeling op basis van de verzamelde informatie en (iii) het vaststellen van maatregelen om eventuele risico’s betreffende conformiteit van de relevante producten tot nul of een verwaarloosbaar niveau te herleiden. Het geheel aan procedures en maatregelen dat voortvloeit uit deze drie stappen wordt ook wel “stelsel van zorgvuldigheid” genoemd, en dient eenmaal per jaar door de marktdeelnemer te worden geëvalueerd. Daarnaast moeten bedrijven, met uitzondering van het MKB, jaarlijks verslag uitbrengen over hun stelsel van zorgvuldigheidseisen voor een zo breed mogelijk publiek, onder andere door publicatie op internet.

Met betrekking tot de eerste stap dienen marktdeelnemers onder andere de volgende informatie te verzamelen over elk relevant product:

  • een beschrijving van de handelsnaam en het type van de relevante producten;

  • de hoeveelheid van de relevante producten; 

  • het land van productie; 

  • de geolocatie van alle percelen waar de relevante grondstoffen zijn geproduceerd en de productiedata; 

  • de naam, het postadres en e-mailadres van de leveranciers van de relevante producten;

  • de naam, het postadres en e-mailadres van de afnemers van de relevante producten;

  • toereikend afdoende en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de relevante producten ontbossingsvrij zijn; en

  • toereikend afdoende en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de relevante grondstoffen zijn geproduceerd in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving van het land van productie.

Indien marktdeelnemers bovenstaande informatie niet kunnen verzamelen, mogen zij de relevante producten op grond van de verordening niet in de handel brengen. 

Tijdens de tweede stap moeten bedrijven die onder de reikwijdte van de verordening vallen op basis van de verzamelde informatie een risicobeoordeling uitvoeren om na te gaan of er een risico bestaat dat de relevante producten die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht of te worden uitgevoerd, niet conform zijn. Dat wil zeggen, in strijd met de verbodsbepaling uit artikel 3 van de Ontbossingsverordening. Daar is opgenomen dat relevante grondstoffen en relevante producten alleen in de handel mogen worden gebracht of mogen worden uitgevoerd als zij (i) ontbossingsvrij zijn, (ii) zijn geproduceerd overeenkomstig de relevante wetgeving van het land van productie, en (iii) vergezeld gaan van een zorgvuldigheidsverklaring. Slechts wanneer er geen of een verwaarloosbaar risico bestaat dat de relevante producten niet conform zijn mogen de producten in de handel worden geïmporteerd of uitgevoerd. Bij deze risicobeoordeling moet met verschillende criteria rekening worden gehouden, zoals de prevalentie van ontbossing in het land van productie, de aanwezigheid van inheemse volkeren, en conclusies van de vergaderingen van deskundigengroepen van de Commissie. Risicobeoordelingen dienen minstens jaarlijks te worden gedocumenteerd en geëvalueerd, en moeten op verzoek van de bevoegde autoriteiten ter beschikking worden gesteld. 

Ten aanzien van het verbod in artikel 3 van de Ontbossingverordening heeft het Europees Parlement op 14 november 2024 een amendement voorgesteld waarin een "no-risk" categorie aan het verbodsartikel wordt toegevoegd. Grondstoffen of producten uit no risk landen (of delen daarvan) moeten in overeenstemming zijn geproduceerd met de wetgeving van dat land. De stappen van het stelsel van zorgvuldigheid hoeven in het geval van no risk landen dus niet te worden doorlopen. Tegenstanders vrezen dat dit amendement leidt tot uitholling van de Ontbossingverordening. Het is nu aan de Europese Raad om te onderhandelen over dit amendement. Vooralsnog is dus nog onduidelijk of dit amendement in de uiteindelijke tekst van de verordening wordt opgenomen. 

Tot slot moeten marktdeelnemers in het geval dat er een risico bestaat dat de relevante producten niet conform zijn, risicobeperkende procedures en maatregelen vaststellen. Als dit risico er niet is vervalt deze verplichting. Dergelijke procedures en maatregelen kunnen bestaan uit het eisen van aanvullende informatie, het uitvoeren van onafhankelijke onderzoeken of het bieden van steun aan (kleine) landbouwbedrijven om de eisen uit de verordening na te kunnen leven. 

Wanneer bedrijven bovenstaande verplichtingen niet nakomen, bijvoorbeeld door een niet-conform product op de markt te brengen of na te laten om een toereikende risicobeoordeling uit te voeren, kunnen de bevoegde autoriteiten – in Nederland de NVWA – eisen dat corrigerende maatregelen worden genomen. Deze maatregelen kunnen inhouden dat een product onmiddellijk uit de handel moet wordt genomen of moet worden teruggeroepen. Daarnaast kan de NVWA bijvoorbeeld ook boetes opleggen en kunnen bedrijven voor een periode van maximaal een jaar van aanbestedingsprocedures worden uitgesloten in het geval van overtreding van een van de voorschriften uit de verordening. Ook is strafrechtelijke handhaving op grond van de Wet economische delicten mogelijk.

Uitdagingen bij de implementatie van de wet

Vanaf het moment van inwerkingtreding van de verordening in juni 2023 hadden grote ondernemingen 18 maanden en micro- en kleine bedrijven 24 maanden om zich voor te bereiden op de toepassing de nieuwe regels. De laatste maanden lieten verschillende (branche)organisaties weten dat deze periode te kort was om zich aan te passen. Vooral het verzamelen van data over relevante producten bleek hierbij een uitdaging voor verschillende bedrijven. Daarnaast zou de Commissie begin dit jaar met aanvullende richtlijnen komen die extra duidelijkheid verschaffen aan bedrijven en handhavingsautoriteiten en waren er zorgen over het online register voor het bijhouden van zorgvuldigheidsverklaringen. Deze richtsnoeren lieten echter langer op zich wachten. 

Om bedrijven langer de tijd te geven om aan de wet te wennen (lees: om de benodigde informatie te verzamelen en beoordeling te maken) heeft de Commissie begin oktober voorgesteld om de toepassing van de regels met 12 maanden op te schuiven naar 30 december 2025 voor grote ondernemingen en naar 30 juni 2026 voor micro- en kleine bedrijven. Dit voorstel is aangenomen en daarmee wordt de toepassing van de verordening uitgesteld. Inmiddels heeft de Commissie ook de nieuwe richtsnoeren gepubliceerd voor de implementatie van de wet. De richtsnoeren gaan in op een breed scala aan kwesties zoals de traceerbaarheidsvereisten, sancties en de uitleg van kritieke definities. Daarnaast is op 6 december 2024 een online portaal geopend waar zorgvuldigheidsverklaringen kunnen worden opgesteld en ingediend. 

Conclusie: van uitstel geen afstel

Ondanks dat de toepassing van de Ontbossingsverordening zal worden uitgesteld, is het belangrijk voor bedrijven die vallen onder het toepassingsbereik van de wet om zich voor te bereiden en een stelsel van zorgvuldigheidseisen op te stellen. Afhankelijk van de complexiteit van de toeleveringsketen kan dit een tijdsintensief proces zijn. De richtsnoeren en geüpdatete FAQ van de Commissie bieden hopelijk de handvatten waar de praktijk om vroeg.

Bron: Stibbe

Over de auteurs

Gerelateerd nieuws

Staat moet wettelijk stikstofdoel 2030 halen en voorrang verlenen aan gebieden met grootste stikstofoverbelasting

De Nederlandse Staat handelt onrechtmatig door de verslechtering van de stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden niet tijdig te stoppen en de wettelijke stikstofdoelen voor 2025 niet en voor 2030 zeer waarschijnlijk niet te halen. Dat volgt uit een uitspraak in een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag tussen Greenpeace en de Staat. De rechtbank beveelt de Staat zich aan zijn stikstofdoel voor 2030 te houden, wat betekent dat de Staat 50 procent van de oppervlakte van de stikstofgevoelige natuur uiterlijk op 31 december 2030 onder de grenswaarde moet brengen. Daarbij moet de Staat, anders dan de Staat tot nu gedaan heeft, voorrang geven aan de meest kwetsbare natuur. Haalt de Staat dit doel niet, dan moet de Staat een dwangsom van 10 miljoen euro betalen. De rechtbank oordeelt dat de Staat dit vonnis direct moet uitvoeren, ook in aanloop naar de beslissing in een eventueel hoger beroep.

Innovatie biedt kansen voor minder stikstof en broeikasgassen uit de landbouw, maar extensivering blijft nodig

Een groot deel van de milieuproblemen in de veehouderij kan met technische innovaties worden opgelost, maar veehouders moeten ook extensiveren om de doelen te halen. Dat blijkt uit de ‘Verkenning effecten landbouwinnovaties’ van WUR-onderzoekers Gerard Ros en Wim de Vries die op 20 januari uitkwam. Onderzoeker Gerard Ros licht het onderzoek toe.

Klimaat

De energietransitie: hoe moeten we batterijen gebruiken?

Om klimaatverandering tegen te gaan, vervangen steeds meer hernieuwbare energiebronnen zoals zonne- en windmolenparken fossiel gestookte energiecentrales. Deze technologische verandering is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Hernieuwbare energiebronnen produceren geen stroom wanneer mensen die nodig hebben; het aanbod is afhankelijk van het weer. Om de energietransitie te versnellen, hebben we vraagrespons en energieopslagcapaciteit nodig. Mijn onderzoek richt zich op het begrijpen van de dynamiek van energieprijzen, zodat we batterijen efficiënt kunnen opladen en mensen kunnen instrueren wanneer ze stroom moeten verbruiken en wanneer niet.

Klimaat

Implementatie van de CSRD in de Nederlandse wet weer een stap dichterbij

Na enige vertraging (een slordige zes maanden na het verstrijken van de implementatiedeadline zoals meegegeven vanuit Europa) is op 13 januari 2025 het wetsvoorstel implementatie richtlijn duurzaamheidsrapportering (i.e. het wetsvoorstel ter implementatie van de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive, kortweg ‘de CSRD’) door minister van Financiën Heinen ingediend bij de Tweede Kamer.

Klimaat