“Publieke gezondheid is heel breed,” zegt Marja de Jong, wanneer ze wordt gevraagd naar een beschrijving van haar werkzaamheden. De Jong is al ruim dertig jaar actief op het terrein van lokale gezondheidsbevordering. “Onze GGD ondersteunt in totaal elf gemeenten. Die hebben allemaal hun eigen GALA-plan moeten indienen. Samen met collega’s heb ik deze gemeenten geholpen bij het opstellen van zo’n plan.”
De Jong is vooral veel aan het praten, overleggen en luisteren. ‘Dat laatste is erg belangrijk. Het is onze taak, als beleidsmakers en adviseurs, om te luisteren naar wijkbewoners en hun input mee te nemen in de adviezen die we geven en het beleid dat we maken. Wat zou je als bewoner zélf kunnen doen en hoe kunnen we die inzichten gebruiken om problemen aan te pakken.’ Ze gelooft erg in de burgerparticipatie bij gezondheidsbevordering, waarbij wordt uitgegaan van de kracht van inwoners zelf en bij de behoeften van mensen die er wonen.
Samen met de bewoners van Voorstad
De laatste jaren was De Jong vooral ook bezig met gezondheidsbevordering op wijkniveau. Ze deed in het kader van haar promotietraject veldonderzoek binnen een gezondheidsprogramma in Voorstad, een wijk in Deventer, samen met wijkwerkers en bewoners. In die samenwerking zit de sleutel tot verandering van gedrag en leefstijl, aldus De Jong: “De sociale context, of liever de omgeving, doet ertoe als het om de volksgezondheid gaat.”
Voorstad is, als je naar de data kijkt, een wijk waarin veel mensen met een lage sociaaleconomische status wonen. Vaak niet veel opleiding genoten, klein behuisd, veel werkloosheid en een aanzienlijk deel heeft een niet-westerse achtergrond. ‘Je kan je er wel iets bij voorstellen,’ illustreert De Jong. ‘Optisch gezien is het een wijk met veel kleine arbeiderswoningen, vlak achter het station met weinig groen en beperkte ruimte om te spelen en te bewegen. Je hebt er te maken met gezondheidsachterstanden, zoals we dat dan noemen. Er zijn relatief meer kinderen met overgewicht.’ Voorstad is met ruim 10.000 inwoners door de gemeente aangemerkt als “aandachtswijk”. De gezondheid van wijkbewoners kan per wijk, en soms zelfs per buurt sterk verschillen. In deze wijk is dit niet anders, zegt De Jong.
Het was van begin af aan, en dan spreken we over 2016, een zogenaamd participatief actieonderzoek. De Jong legt uit hoe ze te werk ging: “Ik ben begonnen met het samenstellen van een projectgroep. Vanuit de gedachte van intersectorale samenwerking. Iemand uit het sociaal team, de sportbuurtwerker, opbouwwerker, een gezondheidsmakelaar en de wijkmanager.” Vervolgens, zo zegt ze, heeft ze de verschillende groepen die al actief waren in de wijk, in een van de buurthuizen of bij de basisschool – onder meer het bestuur van het buurthuis, een wandel-, yoga en taalgroep en een moedergroep – de volgende vraag voorgelegd: ‘Wat betekent gezondheid voor jou?’
Een programma met open vizier
De Jong en collega’s vonden het belangrijk om de vraag zo open mogelijk te stellen aan de in totaal honderd mensen. Het gezondheidsprogramma werd dan ook nagenoeg ‘blanco’ en met open vizier ingestoken. En het werd ook niet als zodanig benoemd. “Je moet bij deze mensen niet met een gezondheidsprogramma aankomen, want dan ondervind je enorme weerstand. Daar is de GGD weer met een programma, en dan moeten we stoppen met roken en gezonde dingen gaan eten. Dat zijn een beetje de geluiden die je dan hoort.”
Bewoners konden er zelf hun invulling aan geven, ook wat betreft activiteiten ten behoeve van gedragsverandering. “We weten inmiddels dat wanneer je voor mensen bepaalt wat goede activiteiten zijn, het heel lastig is om daar deelnemers voor te krijgen.” Door aan te sluiten bij bestaande groepen en een eigen invulling schep je een veilige omgeving waardoor participatie goed tot wasdom komt. Mensen durven meer open te zijn, zegt De Jong. “Om de vraag te beantwoorden wat gezondheid betekent, moesten deelnemers allerlei woorden op kaartjes schrijven. Die zijn we vervolgens gaan clusteren en daaruit kwamen verschillende prioriteiten, die we ook wel percepties, of dimensies van gezondheid noemen.” Sociale contacten zijn bijvoorbeeld belangrijk; familie, vrienden en kennissen. Bewegen was een belangrijk thema, maar ook minder voor de hand liggende zaken als de leefomgeving en natuur.
Het onderzoek gaf haar veel inzichten over bewonersparticipatie, intersectoraal werken en aanbevelingen voor de aanpak van gezondheidsverschillen. “Door deze werkwijze worden bewoners bewust van preventie en wat ze kunnen doen voor hun eigen gezondheid. En het gaf de werkers inzicht in hoe bewoners tegen gezondheid aankijken en wat ze zelf zouden willen aanpakken.’ Maar, zegt De Jong er meteen bij, daarmee ben je er nog niet. ‘Gezondheid en een andere leefstijl zijn niet voor iedereen vanzelfsprekend. Het is niet makkelijk om dat een op een over te nemen in je eigen leven.’ Op de achtergrond spelen soms structurele problemen, zoals armoede, werkloosheid, schulden en een slechte woonomgeving. “Al die zaken zorgen voor enorme stress, waardoor je moeite hebt om elke dag een gezonde maaltijd op tafel te zetten. Of dat je blijft roken om maar een beetje ontspanning te hebben. Waarom zou je daarmee stoppen? Het heeft absoluut geen prioriteit als je zoveel andere problemen in je leven hebt.”
Die zaken neem je niet zomaar weg. “We zien dus dat het heel belangrijk is om te faciliteren, om de voorwaarden te scheppen waarbinnen mensen de juiste keuzes kunnen maken.”
Geld, veel tijd en energie
In GALA wordt het belang van participatie onderkend. Het betrekken van bewoners is zelfs een voorwaarde. Maar vervolgens zijn er allerlei manieren waarop je dat kan doen. Volgens De Jong is de aanpak in Deventer wel een mooi voorbeeld, maar je moet er wel geld, veel tijd en energie in steken. “Wij hadden het geluk dat we konden putten uit een fonds. En ik deed het natuurlijk ook niet alleen. Voor alle deelonderzoeken had ik een masterstudent die de uitvoering deed. Dat was ook fijn voor alle focusgroepgesprekken en interviews natuurlijk.”
De Jong hoopt dat deze meer mensgerichte aanpak ook navolging krijgt en breder wordt opgepakt. “Je ziet dat het al meer gebeurt, hoor. En ik gebruik het in mijn advisering aan andere gemeenten. We doen steeds meer kennis en ervaring op in ons werkveld, dus in die zin sijpelt het door.”
Het gaat om patronen die moeten worden doorbroken, vult ze aan. “We kijken in het landelijke (preventie)beleid vooral naar individueel gedrag en hoe dat zou moeten veranderen. Natuurlijk is iedereen verantwoordelijk voor zijn of haar gedrag. Maar je moet ook naar de context kijken. Hoe mensen worden verleid tot ongezonde keuzes. En de invloed van hun sociale omgeving.” Maatregelen als het verhogen van accijnzen, een suikertaks en vermindering van snackbars in de buurt van scholen helpen wel degelijk, zegt ze tot slot. “Alleen wel in wisselwerking met andere, achterliggende factoren. Het is telkens en dit, en dat. Ga ook naast de mensen staan en luister naar hun wensen.”
Dit is een artikel in het online magazine GALA in actie: gemeenten en de toekomst van het sociaal domein. Lees het hele magazine hier