Goede dataverzameling is nodig om mensen in Nederland beter te beschermen tegen geweld in de privésfeer en om passende hulp en ondersteuning te bieden. Ook zijn data nodig om te onderzoeken of het huidige beleid wel voldoet. Daarom is het verzamelen van data over gendergerelateerd geweld geen vrijblijvendheid, maar een mensenrechtelijke verplichting. Deze verplichting staat in verschillende internationale mensenrechtenverdragen en aanbevelingen waar Nederland zich aan heeft verbonden, zoals het VN-Vrouwenverdrag en het Verdrag van Istanbul.

Meer weten = beter werken

Het goede nieuws is dat aandacht voor de aanpak van geweld in de privésfeer groeit. We weten steeds meer. Bijvoorbeeld over de rol die gender speelt bij (ex-)partnergeweld en seksueel geweld. Toch zitten er nog steeds grote gaten in de beschikbare kennis. Dat komt mede door een gebrek aan data: er worden wel data verzameld, maar niet genoeg. Daardoor kunnen we geen goed antwoord geven op belangrijke vragen zoals:

  • Hoe vaak komen verschillende vormen van geweld in de privésfeer voor? Denk aan (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling.

  • Wat is de man/vrouw verhouding bij slachtoffers van de verschillende vormen van geweld in de privésfeer? En bij plegers?

  • Wat is het bereik van de zorg- en veiligheidsketen? Hoeveel slachtoffers van geweld in de privésfeer zoeken hulp, hoeveel plegers worden vervolgd en wat voor hulp krijgen slachtoffers en plegers?

  • Hoe effectief is de gekozen aanpak? Neemt het aantal gevallen van geweld in de privésfeer daadwerkelijk af?

Kortom: zonder goede dataverzameling krijgen we geen gedetailleerd beeld over de aard en omvang van het probleem, de rol die gender daarbij speelt, de effectiviteit van de aanpak, de mate waarin slachtoffers melding en/of aangifte doen bij de politie of anderszins hulp zoeken en of alle slachtoffers goede hulp en ondersteuning krijgen.

Wat gaat er mis?

In Nederland worden data lang niet altijd uitgesplitst, worden verschillende soorten geweld soms wel en soms niet geregistreerd, of niet onder ‘geweld in de privésfeer’ geregistreerd. Ook weten we erg weinig over hoe de verhouding is tussen het werkelijke geweld, signalen en meldingen, toegang tot hulp, aangiftes, vervolgingen en straffen.

In 2020 oordeelde GREVIO, de groep experts die toezicht houdt op de naleving van het Verdrag van Istanbul, dat de huidige praktijk niet in lijn is met internationale verplichtingen. GREVIO heeft de Nederlandse regering aanbevolen om standaard categorieën te ontwikkelen, om te kunnen vaststellen wat de sekse en leeftijd van het slachteroffer en de pleger zijn, hun relatie, het soort geweld en de geografische locatie. Deze moeten gebruikt worden door de politie, het OM, de rechterlijke macht en alle overige relevante partijen. Tot op heden heeft de regering geen gehoor gegeven aan deze aanbeveling.

In de verkenning Verbeter dataverzameling over gendergerelateerd geweld in de privésfeer gaan we verder in op de oorzaken van de tekortkomingen in het Nederlandse beleid. Zoals definitiekwesties rondom de termen geweld in de privésfeer/huiselijk geweld, principiële bezwaren in de taken en werkwijze van Veilig Thuis en praktische bezwaren zoals administratieve lastenverzwaring.

Wat moet er gebeuren om dataverzameling te verbeteren?

Het College doet op basis van de verkenning een aantal aanbevelingen.

  1. Breng dataverzameling in lijn met internationale verplichtingen

  2. Op basis van internationale verplichtingen moet dataverzameling in Nederland beter. Alleen op die manier kan de overheid de effectiviteit van het beleid voor het voorkomen en bestrijden van gendergerelateerd geweld evalueren en, zo nodig, bijsturen. Simpelweg meer administratie is echter een oplossing die stuit op praktische en principiële bezwaren. Er is een beweging naar meer gedeelde definities. En het vraagt om het invoeren van veranderingen met degenen die de verandering moeten doorvoeren en uitvoeren. Mogelijk helpt het ook om nog duidelijker aan te geven hoe verbetering van dataverzameling ook helpt voor verbetering van de aanpak van geweld in de privésfeer. Zoals bij de meeste gedragsverandering gaat het om moeten, kunnen en willen. Verdragsverplichtingen terzijde schuiven omdat ze niet makkelijk te vervullen zijn is niet acceptabel.

    1. Verdiep je in de verschillende methoden van dataverzameling

    2. Er is meer mogelijk dan alleen het verzamelen van kwantitatieve data door middel van het invullen van meer lijsten en meer hokjes aankruisen. Ook regelmatig herhaald dossieronderzoek, of het interviewen van cohorten van betrokkenen zoals dit de afgelopen jaren is gebeurd kan onderdeel uitmaken van dataverzameling. Organisaties kunnen dit zelf doen of externe dataverzamelaars inschakelen. Deze kunnen de data uit verschillende bronnen bij elkaar brengen aan de hand van de categorieën die volgen uit het Verdrag van Istanbul. Gelet op capaciteitsproblemen bij individuele organisaties en verschillende taakopvattingen is het denkbaar dat de voorkeur uitgaat naar die laatste optie.

      1. Leer van ervaring in andere landen

      2. De vraag naar een goede manier van dataverzameling is niet een nationale kwestie. Het is een vraagstuk waar men zich in talloze landen over gebogen heeft. Voorlopers zijn niet alleen in Europa te vinden. Ook in de VS, Canada en Australië zijn mogelijk ervaringen hiermee opgedaan die Nederland kan gebruiken. Daarnaast bieden de aanbevelingen van The European Institute for Gender Equality (EIGE) aanknopingspunten. Zorg dus voor een onderzoek naar de beste voorbeelden van dataverzameling op een zo min mogelijk belastende wijze voor professionals en betrokkenen. Gebruik daarvoor de inzichten die het CBS heeft opgedaan in het ontwikkelen van de prevalentiemonitor en de impactmonitor.

Gerelateerd nieuws

Digitale inclusie: gedeelde ambitie overheid en samenleving

De Monitor VN-verdrag handicap 2024 over digitale toegankelijkheid en dienstverlening laat zien dat op het gebied van digitale toegankelijkheid nog belangrijke stappen nodig zijn. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het bieden van gebruiksvriendelijke en toegankelijke digitale diensten voor hun inwoners.

Zorg & Sociaal

De vercommercialisering van zorg vraagt ónze zorg

De gezondheidszorg lijkt steeds meer een asset te worden, een product of dienst waar je in kunt investeren, en vervolgens veel geld mee kunt verdienen. “Net als in ons omringende landen hebben we te maken met commerciële ondernemers en private investeerders. Zij beloven de gezondheidszorg efficiënter te maken door deze beter te organiseren en daarmee urgente problemen zoals het tekort aan artsen en verpleegkundigen op te lossen, aldus prof.dr. Iris Wallenburg. Op vrijdag 6 december aanvaardt zij haar leerstoel Sociologie van Zorg en gaat zij in op deze ‘vercommercialisering’. Hoe wordt de zorg steeds meer een asset? En wat betekent dit voor hoe we in de samenleving zorg organiseren?

Zorg & Sociaal

Digitale toegankelijkheid schiet tekort voor mensen met een beperking: overheid moet extra stappen zetten

Voor mensen met een beperking is het zelfstandig digitaal regelen van overheidszaken, zorg, onderwijs en bankzaken nog steeds vaak moeilijk of zelfs onmogelijk. Mensen kunnen bijvoorbeeld informatie niet tot zich nemen omdat er bij filmpjes geen ondertiteling is, een formulier niet invullen omdat een site niet zonder muis te gebruiken is en geen afspraak maken met hun zorgverlener omdat een patiëntenomgeving niet toegankelijk is. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitor van het College over het VN-verdrag handicap, waarin het College de overheid oproept om meer concrete doelstellingen te formuleren voor digitale toegankelijkheid en dienstverlening.

Zorg & Sociaal

Verder kijken dan straf en vergelding bij jeugdcriminaliteit

De jeugdcriminaliteit in Nederland is fiks gedaald. Goed nieuws, zou je denken. Toch pleit bijzonder hoogleraar André van der Laan in zijn oratie voor een kritische blik op de bestaande sancties: ‘We moeten evalueren of we wel rechtvaardig reageren.’

Zorg & Sociaal