Het onderzoek van Nina van Capelleveen richt zich op het vinden van een balans tussen het waarborgen van de publieke veiligheid, de bescherming van de ontwikkeling van minderjarigen en hun fundamentele rechten bij de aanpak van radicalisering. In haar proefschrift, Radicalisering bij minderjarigen en overheidsingrijpen, benadrukt  Van Capelleveen de noodzaak van waarborgen zoals navolgbare besluitvorming, rechterlijke toetsing en aandacht voor de specifieke belangen van minderjarigen? om onrechtmatig overheidsingrijpen te voorkomen. Haar aanbevelingen richten zich onder meer op een jeugdspecifieke aanpak, meer duidelijkheid en uniformiteit in de afbakening van het begrip radicalisering en het versterken van de rechtsbescherming van minderjarigen.

Hoe ver mag de overheid gaan?

Van Capelleveen onderzocht hoe het recht kan worden ingezet bij signalen van radicalisering, met name binnen het jeugdstrafrecht, bestuursrecht en jeugdbeschermingsrecht. Om een goed beeld van de huidige overheidsreactie? te krijgen interviewde ze professionals die radicalisering in de praktijk aanpakken, zoals medewerkers van de politie, gemeenten, het Openbaar Ministerie, NCTV en de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast onderzocht zij wet- en regelgeving en het beleid rondom de aanpak van radicalisering in Nederland.

Centraal staat de vraag hoe ver de overheid mag gaan volgens   internationale kinder- en mensenrechten om de nationale veiligheid én de bescherming van de ontwikkeling van minderjarigen te waarborgen bij radicalisering. Het is essentieel dat er duidelijke? waarborgen zijn, zoals navolgbare besluitvorming, rechterlijke toetsing en aandacht voor de specifieke belangen van minderjarigen om deze rechten te beschermen en onrechtmatig overheidsingrijpen te voorkomen.

Instrumenten om radicalisering te voorkomen

Van Capelleveen toont in haar proefschrift aan dat de juridische instrumenten die in Nederland worden ingezet om radicalisering aan te pakken, de afgelopen jaren zijn uitgebreid, vooral in reactie op jihadistische radicalisering. Deze uitbreiding heeft ertoe geleid dat de overheid steeds vroeger kan ingrijpen bij signalen van radicalisering.

Mogelijke juridische instrumenten zijn:

  1. Kinderbeschermingsmaatregelen en plaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp op grond van het jeugdbeschermingsrecht.

  2. Strafrechtelijke verboden en geboden, zoals een contactverbod, meldplicht, verbod op het gebruik van sociale media, of de verplichting om gesprekken te voeren met een deskundige op het gebied van geloofsovertuiging.

  3. Bestuursrechtelijke maatregelen, waaronder een locatieverbod, uitreisverbod of een paspoortmaategel.

  4. Risico’s

    Minderjarigen zijn bijzonder kwetsbaar wanneer de overheid optreedt bij signalen van radicalisering en hun grondrechten beperkt. Door hun leeftijd en ontwikkelingsfase zijn zij ook extra vatbaar voor radicalisering.

    Overheidsoptreden bij signalen van radicalisering kan inbreuk maken op diverse kinder- en mensenrechten, zoals de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, vrijheid van meningsuiting, recht op gezinsleven, vrijheid van verplaatsing, persoonlijke vrijheid en het verbod op foltering en onmenselijke behandeling.

    Internationale kinder- en mensenrechten benadrukken niet alleen de bescherming van minderjarigen tegen overheidsingrijpen, maar ook de noodzaak om de veiligheid van de samenleving en het welzijn van minderjarigen te beschermen tegen de risico's van radicalisering.

    Aanbevelingen

    In haar proefschrift pleit Nina van Capelleveen voor een meer jeugdspecifieke aanpak van radicalisering, waarbij radicalisering bij minderjarigen vanuit een zorg- of ontwikkelingsperspectief wordt benaderd. Ook adviseert zij om op nationaal niveau meer duidelijkheid en uniformiteit te bieden ten aanzien van de afbakening van het begrip radicalisering. De uiteenlopende invullingen van dit begrip leiden nu tot ingrijpende verschillen in welke signalen en minderjarigen onder de aanpak van radicalisering vallen. Zij adviseert daarbij een besluitvormingsschema voor nationale besluitvormers (Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming en NCTV) voor een kinderrechtenconforme inzet van juridische instrumenten bij de aanpak van radicalisering.

Gerelateerd nieuws

Brede welvaart in Nederland licht gestegen; regionale verschillen blijven aanzienlijk

De brede welvaart is in 2024 licht gegroeid. Deze toename is vooral te danken aan hogere reële inkomens, meer baanzekerheid en het verdere herstel van het subjectief welzijn – oftewel hoe gelukkig en tevreden mensen zijn. Tegelijkertijd blijft de woontevredenheid een punt van zorg: deze is na jaren van daling ook in 2024 verder afgenomen. Regio's als het Gooi en Vechtstreek, Leiden en Bollenstreek en de Achterhoek behoren tot de koplopers in brede welvaart.

Asielopvang: lessen in bestuurlijke moed en draagvlak in tijden van polarisatie

De Spreidingswet, aangenomen in 2023, beoogt een eerlijkere verdeling van asielopvang over gemeenten. Hoewel de wet zijn eerste vruchten afwerpt, blijft het een gevoelig en gepolariseerd dossier. Irene van Eldik (senior adviseur sociaal domein), Julia van Neerrijnen (junior adviseur sociaal domein) en Robert Wester (senior managing consultant Openbaar bestuur en Managing Director EU) geven tips over wat gemeenten kunnen leren van de recente praktijk en hoe te zorgen dat je polarisatie niet in de hand werkt.

Zorg & Sociaal

Van transitie naar koersvastheid: wat tien jaar decentralisatie ons leerde

Tien jaar na de decentralisaties in het sociaal domein blijkt één les boven alles uit te steken: gemeenten met een heldere, doorleefde visie staan sterker in uitvoering, samenwerking en financiële grip.

Zorg & Sociaal

Waar publieke ruimtes verdwijnen, slinkt kansengelijkheid

In een samenleving waarin kansengelijkheid steeds hoger op de agenda staat, is het opvallend hoe weinig aandacht er is voor de fysieke plekken die sociale mobiliteit bevorderen. Bibliotheken verdwijnen, jongerencentra sluiten en scholen fuseren, waardoor mensen steeds verder moeten reizen om gebruik te kunnen maken van essentiële voorzieningen.