Inpassen BOPA 

Op grond van artikel 4.17 Omgevingswet wordt het omgevingsplan in ieder geval 5 jaar na onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit met die vergunning in overeenstemming gebracht als de omgevingsplanactiviteit: 

a. bestaat uit het in stand houden van een bouwwerk; of 

b. niet in overeenstemming is met een aan een locatie toegedeelde functie-aanduiding. 

Deze inpassingsplicht geldt vanaf 1 januari 2032. 

Artikel 4.17 Omgevingswet verplicht tot het actualiseren van het omgevingsplan. Het gaat daarbij om activiteiten met een zodanige inbreuk op het omgevingsplan dat het noodzakelijk is dat regels met het oog op een aan een locatie toegedeelde functie worden gewijzigd of een in het omgevingsplan aan een locatie toegedeelde functie wordt gewijzigd. Het doel van deze regeling is dat het omgevingsplan een actueel en consistent geheel blijft. Het wordt primair aan het gemeentebestuur overgelaten om op een geschikt moment de omgevingsvergunning in te passen in het omgevingsplan. 

De wijze waarop ‘het in overeenstemming brengen met’ plaatsvindt, blijkt niet direct uit de Omgevingswet of wetgeschiedenis. Uit de memorie van toelichting kan worden afgeleid dat de wetgever ervan uitgaat dat dit plaats zal vinden door middel van een wijziging van het omgevingsplan; in de toelichting staat dat regels of functies worden gewijzigd.

Tegen het vaststellen van een wijziging van een omgevingsplan staan rechtsmiddelen open.  

Hierbij kan de volgende kanttekening worden geplaatst. Op grond van artikel 16.31 Omgevingswet kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op het deel van het ontwerp van een omgevingsplan dat zijn grondslag vindt in een omgevingsvergunning voor een BOPA. Met dit artikel wordt volgens de toelichting voorkomen dat een toegestane activiteit bij de omzetting in het omgevingsplan opnieuw ter discussie kan worden gesteld. De wetgever heeft nagelaten om een soortgelijk artikel op te nemen met betrekking tot de beroepsmogelijkheid. De gedachte lijkt te zijn geweest dat als geen zienswijzen kunnen worden ingediend, er ook geen beroepsmogelijkheid ontstaat en dat daarom een afzonderlijk artikel niet nodig werd geacht. De vraag is echter of het doel van het artikel dat een toegestane activiteit niet ter discussie kan worden gesteld wordt bereikt en wel om de volgende reden. 

Op grond van de Varkens in Nood-jurisprudentie is het voor een belanghebbende niet langer vereist om een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbesluit om zijn recht op beroep bij de bestuursrechter veilig te stellen. Als een belanghebbende wel een zienswijze indient, maar deze zienswijze slechts betrekking heeft op bepaalde delen van het besluit, mag de belanghebbende in beroep bij de bestuursrechter tegen het hele besluit procederen.  

Concreet betekent het voorgaande dat tegen een wijziging van het omgevingsplan die betrekking heeft op de verwerking van BOPA geen zienswijzen ingediend kunnen worden die betrekking hebben op de BOPA (op grond van artikel 16.31 Omgevingswet), maar dat wél beroep open lijkt te staan tegen de BOPA. Als dat het geval is, dan is de vraag of in beroep gronden over de BOPA naar voren mogen worden gebracht. De bedoeling van artikel 16.31 Omgevingswet lijkt te zijn dat dit niet mogelijk is, maar de uitwerking van de Varkens in Nood-jurisprudentie kan anders zijn. Het is de vraag hoe de bestuursrechter ermee zal omgaan als derden besluiten in beroep op te komen tegen de omgevingsplanwijziging die ziet op de (inpassing van de) BOPA en de BOPA dus (weer) ter discussie wordt gesteld.  

Rechtszekerheid  

Het uitgangspunt van de jurisprudentie onder het oude recht was dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kon op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Bestaande planologische rechten, in de zin van verleende omgevingsvergunningen, moesten in beginsel worden gerespecteerd bij de vaststelling van een bestemmingsplan. 

In de wetsgeschiedenis is niet ingegaan op de gevolgen voor de rechtszekerheid van het wijzigen van een omgevingsplan als gevolg een BOPA. De minister is hier, ondanks vragen van de commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Eerste Kamer, niet op ingegaan. Of voornoemde jurisprudentie-lijn in de toekomst wordt gevolgd, is dan ook nog onduidelijk. Gelet op de overeenkomsten tussen de oude instrumenten en de instrumenten onder de Omgevingswet, verwachten wij geen directe wijzigingen. Daarbij merken wij ook op dat tussen het moment van het verlenen van een BOPA en een wijzigingsbesluit de nodige tijd kan zitten, binnen welke periode beleid en planologische inzichten kunnen zijn veranderd.  

Inpassen BOPA niet mogelijk 

Het is ook niet uitgesloten dat bij het inpassen van de BOPA blijkt dat de inpassing niet (meer) mogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als blijkt dat inpassing niet mogelijk is wegens een instructie(regel), die ten tijde van vergunningverlening nog geen probleem vormden. In die gevallen, bestaat voor het bevoegd gezag de algemene verplichting om de BOPA te wijzigen of in te trekken.  

Het intrekken is alleen aan de orde als instructie(regel) geldt voor activiteiten die op grond van de BOPA rechtmatig worden verricht of zijn togestaan op het tijdstip waarop de instructie(regel) van kracht werd. Intrekking van de omgevingsvergunning wordt als ultimum remedium gezien. Om dit te benadrukken zijn in artikel 8.97a, 8.97b en 8,97c tweede lid, onder b, Bkl randvoorwaarden opgenomen. Intrekking kan bijvoorbeeld niet als volstaan kan worden met het wijzigen van vergunningvoorschriften. Ook moet het bevoegd gezag nagaan of via aanpassing van het omgevingsplan de activiteit kan blijven voortbestaan. Ten slotte is intrekking ook niet aan de orde als een ontheffing van instructieregels als bedoeld in artikel 2.32 van de Omgevingswet kan worden verkregen.  

Conclusie 

Hoewel de verplichting om een BOPA in te passen in het omgevingsplan pas gaat gelden vanaf 2032, is het van belang om stil te staan bij de gevolgen die een inpassing met zich kan brengen. Op basis van de huidige stand van zaken lijken derden de mogelijkheid te hebben om - nadat zij bijvoorbeeld zijn opgekomen tegen de BOPA - de BOPA weer ter discussie kunnen stellen in het kader van de inpassing van de BOPA in het omgevingsplan. Dit kan onzekerheid voor vergunninghouders opleveren. Gemeenten zullen bij de inpassing zorgvuldig moeten toetsen aan instructie(regels). Zij kunnen dus niet zonder meer terugvallen op de beoordeling aan de instructieregels die heeft plaatsgevonden in het kader van de verlening van de BOPA. Zij moeten zich ervan bewust zijn dat het verlenen van een BOPA dus niet zonder meer minder werk oplevert dan een omgevingsplanwijziging. 

Over de auteurs

  • Shanna Derksen

    Shanna Derksen is sinds 2010 advocaat en werkt sinds 2016 bij Wijn & Stael. Sinds 2021 is ze naast advocaat ook partner. Shanna is gespecialiseerd in omgevingsrecht, bestuursrecht en milieurecht. Ze staat cliënten bij in bestemmingsplan- en handhavingsprocedures en adviseert en begeleidt hen bij het verkrijgen van omgevingsvergunningen. Daarnaast is ze expert in de Omgevingswet, waarover zij regelmatig publiceert en seminars geeft.

Gerelateerd nieuws

Sturen met de omgevingsvisie 2.0: Geef richting aan bestuurlijke keuzes en beleid. Van wensenlijst naar agenda met de visie 2.0

De eerste generatie omgevingsvisies waren vaak een feest voor de gemeenteraad. De visies hielpen om gezamenlijk, van politiek links tot rechts, het gesprek te starten over de toekomst van de gemeente. De omgevingsvisie liet zien dat we het over veel eens kunnen worden en dat er veel meer is dat ons bindt dan ons scheidt. Met regelmaat zijn omgevingsvisies unaniem door de raad vastgesteld. En toch… nu merken we dat de omgevingsvisie toch niet altijd even behulpzaam is. Dat we elkaar op hoofdlijnen weliswaar goed kunnen vinden, maar als het op de uitwerking aankomt, de kompaswaarde van de eerste omgevingsvisies toch tekort schiet. Zeker nu de ruimte schaars is en niet alles overal meer kan, geeft de omgevingsvisie vaak niet (de richting van) een antwoord. Besturen is keuzes maken. Niet kiezen leidt tot een voortdurende strijd om de ruimte en botsing van belangen. Duidelijkheid is belangrijk om voortgang en vooruitgang te kunnen boeken. Gelukkig heeft de Omgevingswet daar op ingespeeld. De beleidscyclus biedt alle ruimte om de omgevingsvisie te herzien, te verrijken en aan te scherpen.

Waterbewustzijn in Nederland moet omhoog

De Algemene Rekenkamer heeft op 14 mei het rapport ‘Drinkwater onder druk’ gepubliceerd over besparing op drinkwater. De Rekenkamer stelt daarin dat het halen van de gestelde doelen door het ministerie van Infrastuur en Waterstaat onzeker is en dat maatregelen traag op gang komen. Vewin onderschrijft de constatering van de rekenkamer dat het waterbewustzijn onder Nederlanders laag is. Daarom zetten de drinkwaterbedrijven zich actief in om het bewust omgaan met drinkwater te bevorderen. Het verzekeren van de leveringszekerheid van drinkwater vraagt overigens ook dat drinkwaterbedrijven in staat worden gesteld hun productiecapaciteit tijdig uit te breiden. Daarvoor dient het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023 – 2030. Daarnaast moet bewust gebruik van drinkwater een bijdrage leveren.

Omgeving

Initiatiefrapport Europees Parlement voor Water Resilience Strategy

Op 7 mei nam het Europees Parlement een initiatiefrapport aan met aanbevelingen voor de aankomende Water Resilience Strategy, die de Europese Commissie waarschijnlijk op 4 juni presenteert. Met de strategie wil de Europese Commissie een pad uitstippelen om Europa, het snelst opwarmende continent, waterweerbaar te maken. Het rapport legt veel nadruk op het belang van klimaatadaptatie, het voorkomen van afwenteling en het belang van grensoverschrijdende samenwerking.

Omgeving

Klimaatplannen steden vaak inconsistent: onderzoek toont tegenwerking bij aanpak klimaatrisico’s

Uit een nieuw onderzoek blijkt dat bijna 70% van de klimaataanpassingsplannen in Europese steden enorme inconsistenties bevat. Dit beperkt de effectiviteit van de aanpak van de toenemende klimaatrisico's ernstig. "Nu Europa twee keer zo snel opwarmt als andere continenten, vormt deze 'aanpassingskloof' een steeds grotere bedreiging voor de 75% Europeanen die in steden wonen", zegt UT-onderzoeker en hoofdauteur Diana Reckien.

Klimaat