Burgerschap in een veranderende wereld

Burgerschap is voor zowel leerlingen als de samenleving onmisbaar. Stapelingen van mondiale conflicten, verharde omgangsvormen, groeiend wantrouwen in de overheid en onzekerheid over de toekomst zorgen momenteel voor onrust en zetten het sociale weefsel dat nodig is om vreedzaam te kunnen samenleven onder druk. Dat heeft impact op onze leerlingen en studenten. Scholen en instellingen kunnen dergelijke problemen niet oplossen, maar hebben wel een belangrijke taak in het weerbaarder maken van jongeren en hen voor te bereiden voor hun deelname aan deze veranderende maatschappij. Adequaat burgerschapsonderwijs is daarbij belangrijker dan ooit. Toch hebben veel scholen hun burgerschapsonderwijs onvoldoende op orde.

Tijdens de steekproefonderzoeken van afgelopen schooljaar kreeg het merendeel van de onderzochte scholen in het funderend onderwijs een herstelopdracht op burgerschap. Vaak ontbreekt het aan concrete leerdoelen of een samenhangend curriculum, of wordt het onderwijs onvoldoende afgestemd op de sociale context waarin leerlingen opgroeien. Bovendien liet internationaal onderzoek vorig jaar al zien dat de burgerschapscompetenties van Nederlandse leerlingen in het voortgezet onderwijs waren gedaald en dat hun burgerschapskennis lager is dan bij leerlingen uit vergelijkbare landen. Zo heeft 1 op de 7 leerlingen onvoldoende kennis van basale begrippen, zoals ieders gelijkheid voor de wet of waarom het in een democratie belangrijk is dat men anoniem kan stemmen. Dat is zorgelijk.

De meeste scholen hechten groot belang aan burgerschapsonderwijs en hebben er veel aandacht voor, maar het wordt tegelijkertijd ervaren als een moeilijke opgave. Voor leraren is het soms lastig om belangrijke en actuele maatschappelijke kwesties te bespreken in klassen met leerlingen die onderling verschillen in de opvattingen die ze uit hun eigen leefwereld meenemen. Met name als in die opvattingen vooroordelen, discriminatie en wantrouwen de boventoon voeren. Dit alles vraagt om gerichte ontwikkeling en verankering van bevordering van burgerschap in de dagelijkse schoolpraktijk. De overheid kan daarbij helpen door scholen toereikender te ondersteunen in de verdere ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs, door te blijven sturen op het belang van burgerschap als integraal onderdeel van de basisvaardigheden én door zelf voorbeeldgedrag te vertonen.

Talent blijft onbenut

Om de complexe ontwikkelingen in de wereld te kunnen doorgronden is het van belang dat leerlingen en studenten voldoende geletterd en gecijferd zijn en dat eventuele achterstanden worden ingelopen. Dat maakt hen weerbaarder en toekomstbestendig als zij de maatschappij betreden. Om dat te bewerkstelligen moeten we alle kansen in het onderwijs benutten, van het jongste kind tot aan het vervolgonderwijs.

Zo worden met de voorzieningen van de voorschool veel jonge kinderen met taalachterstanden niet bereikt. Dat betekent dat zij met een achterstand hun schoolloopbaan starten. Leerlingen profiteren optimaal van de lessen wanneer het onderwijs is afgestemd op de verschillende onderwijsbehoeften. Op schoolniveau ontbreekt echter vaak systematisch zicht op de kwaliteit en effectiviteit van de extra ondersteuning die een steeds groter aantal leerlingen nodig heeft. Onvoldoende toespitsing op de ondersteuningsbehoeften van leerlingen resulteert erin dat het potentieel van deze kinderen niet volledig wordt benut, omdat zij niet het onderwijs krijgen wat ze nodig hebben. Dit zien we ook terug in het voortgezet onderwijs, waar het op bijna de helft van de onderzochte scholen niet lukt om het onderwijs af te stemmen op wat de leerling nodig heeft.

De achterstanden op het gebied van taal die waren ontstaan door de coronapandemie zijn inmiddels vrijwel hersteld in het basisonderwijs. Desalniettemin blijven de basisvaardigheden taal en rekenen onverminderd aandacht vragen. Om het potentieel van leerlingen en studenten volledig te benutten is het van belang dat zij voldoende geletterd en gecijferd zijn. De taalvaardigheid van kwetsbare groepen leerlingen blijft achter ten opzichte van andere leerlingen in het basisonderwijs, en dit herstelt zich niet in het voortgezet onderwijs. Vooral de vmbo-basis- en kaderleerlingen presteren onder het verwachte niveau. Dit zet door in het middelbaar beroepsonderwijs waar te veel studenten met een te laag taalniveau het onderwijs verlaten. Het risico op laaggeletterdheid is daarmee groot. Laaggeletterdheid heeft grote gevolgen voor iemands persoonlijk functioneren in de maatschappij. Deze groep verdient daarom onze volste aandacht.

Ook in het vervolgonderwijs kunnen we meer kansen benutten. Zo is een kwart van de wo-masters niet toegankelijk voor hbo-studenten, terwijl dat wel zou moeten. Dat beperkt de mogelijkheden van deze groep studenten. Daarnaast zien we in de eerste steekproefonderzoeken in het mbo dat veel mbo-studenten het mbo vroegtijdig en ongediplomeerd verlaten.

Tot slot vragen we aandacht voor kinderen en jongeren die nieuw in Nederland zijn. Het gebrek aan toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige onderwijsvoorzieningen voor nieuwkomers heeft zijn weerslag op hun taalvaardigheid en hun kansen op doorstroom naar onderwijs dat bij hen past. Hier is niet alleen sprake van verlies aan talent, maar ook wordt hun recht op onderwijs door de Nederlandse Staat niet gewaarborgd. Deze kinderen, en de samenleving, lopen kansen mis.

Tijd voor reflectie

De veranderende wereld vraagt ons om, net als voorgaande jaren, te focussen op de basisvaardigheden. En meer dan ooit op burgerschap. Het vraagt ons ook om het talent uit onze samenleving te verzilveren en te zorgen voor gelijke kansen in het onderwijs. Om dit te bewerkstelligen is het nodig dat alle betrokkenen gezamenlijk kritisch kijken naar hun eigen bijdrage, rol en verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor de inspectie zelf. Er liggen volop kansen om het onderwijs robuuster te maken voor de wereld om ons heen. Die kansen moeten we benutten, zodat alle leerlingen en studenten goed voorbereid deel kunnen nemen aan de maatschappij.

Lees hier de publicatie.

Gerelateerd nieuws

Doorstroomlocaties als oplossing voor volle azc’s: effectief of tijdelijk vangnet?

De huisvesting van asielzoekers en statushouders is al jaren een probleem. Azc’s zitten vol, mede doordat 17.500 statushouders niet kunnen doorstromen naar een woning. Volgens het ministerie van Justitie en Veiligheid is in 2026 de helft van de COA-bewoners statushouder, terwijl asielopvang eigenlijk niet voor hen bedoeld is. En dat kost het Rijk veel geld. Het kabinet richt zijn pijlen nu op gemeenten, met doorstroomlocaties als praktische oplossing.

Migranten die beter Nederlands spreken hebben vaker een vaste baan

Wie de Nederlandse taal spreekt, heeft betere kansen op de arbeidsmarkt. Investeer daarom in taalles van migranten, is de boodschap van wetenschapper Giacomo Boffi.

Gezonde voedselomgeving vereist nieuwe Voedselwet

Het weren van nieuwe aanbieders van hoofdzakelijk ongezond voedsel op basis van gezondheidsargumenten blijkt niet mogelijk. Een nieuwe, brede Voedselwet is nodig om de voedselomgeving in de toekomst op juridisch houdbare en effectieve(re) wijze te reguleren.

Beddentekort in de gehandicaptenzorg legt gebreken in de wet bloot

Wat als iemand suïcidaal is, dringend zorg nodig heeft, maar nergens in de gehandicaptenzorg terecht kan omdat er simpelweg geen plek is? Is tijdelijke opvang in een psychiatrische kliniek dan toegestaan? De Hoge Raad oordeelde van niet. André den Exter, universitair hoofddocent Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, betoogt in een opiniebijdrage in het Nederlands Dagblad dat de wetgever snel in actie moet komen.