In Den Haag, met ruim 560.000 inwoners een van de grootste gemeenten van Nederland, maken ruim 15.000 kinderen en jongeren gebruik van de jeugdzorg. Het grootste deel van hen ontvangt jeugdzorg in de vorm van jeugdhulp zonder verblijf. Bij deze vorm verblijft de jongere thuis, in het eigen gezin, en krijgt deze, net als zijn ouders en/of verzorgers ondersteuning. Zoals in veel andere gemeenten – Den Haag is daarop zeker geen uitzondering – staat de jeugdzorg onder hoogspanning.

Sinds 2015 is de jeugdhulptaak overgeheveld van het Rijk naar gemeenten, in het kader van decentralisatie, en dat verloopt nog altijd niet vlekkeloos. Rond het Binnenhof wordt al jaren gesproken over een andere aanpak, maar een oplossing voor het vastgelopen jeugdzorgstelsel lijkt nog ver weg. Steeds meer gemeenten kijken naar andere oplossingen die passen bij de lokale omstandigheden, en Den Haag is daarop geen uitzondering, blijkt.

Versnipperd aanbod met 180 aanbieders

“We zien dat het aantal kinderen en jongeren in de jeugdzorg de laatste jaren stabiel blijft, nadat het jaren is gestegen - van 1 op de 27 kinderen in 2000 tot 1 op de 9 kinderen in 2023. Dat het stabiel blijft, is op zich goed nieuws,” zegt Wim Bijl. Hij is projectleider inkoop Toekomstperspectief Jeugd- en Gezinshulp Den Haag. “Toch worden we geconfronteerd met een aantal hardnekkige problemen.” Hij schetst meteen aan het begin van ons gesprek in het Haagse stadhuis, de situatie. “We zien dat de kosten blijven stijgen, dat kinderen en jongeren vaak lang moeten wachten op specifieke ondersteuning en dat het aanbod van jeugdzorgaanbieders behoorlijk versnipperd is. Op dit moment hebben we er 180.” Het was voor de gemeente Den Haag aanleiding om het over een andere boeg te gooien. Bijl: “We hebben eerst geprobeerd om een en ander te veranderen in regioverband. Maar nog niet alle gemeenten waren toe aan zo’n ingrijpende verandering. Toen dachten we, als grootste stad in deze regio: dan gaan we het zelf doen.”

Vanaf 1 januari dit jaar wordt voor een deel van de jeugdhulp zonder verblijf de ondersteuning in Den Haag op een nieuwe manier georganiseerd en bekostigd. Het komt er kortweg op neer dat er niet wordt uitgegaan van bekostiging per jongere die jeugdhulp ontvangt, maar van een zogenoemde populatiebekostiging. Een zorgaanbieder krijgt dan voor alle kinderen en jongeren in een bepaald geografisch gebied een vast bedrag, ongeacht of zij van deze zorg gebruikmaken. “Den Haag bestaat uit veel verschillende wijken met soms hele grote sociale problemen. We hebben er in het nieuwe stelsel voor gekozen om een beperkt aantal aanbieders de opdracht te geven en dat wijk- en gezinsgericht te gaan doen.”

Haalbaar én betaalbaar

Gerben Hagenaars, directeur Jeugd, Onderwijs, Cultuur & Media, valt hem bij: “We denken met een overzichtelijk aanbod zichtbaarder te zijn voor de wijkbewoners, naast hen te staan en kwalitatieve, toegankelijke zorg te bieden. In samenwerking met andere partners, waarbij we preventie – het voorkomen van de zorgvraag – hoog in het vaandel hebben staan.”

Het zijn mooie idealen, die kinderen en jongeren beter moeten helpen en ondersteunen, maar kostenbesparing en betaalbaarheid spelen vanzelfsprekend ook een rol bij de nieuwe aanpak. Bijl zegt daarover het volgende: “Minder aanbieders en dus minder versnippering zorgt voor kostenbeheersing. We nemen als gemeente de regie in handen. Bij een wildgroei aan aanbieders heb je ook heel veel lichte vormen van jeugdhulp. Daar is veel animo voor, en die kosten veel geld, maar de vraag is of de problemen van de kinderen daarmee echt worden opgelost. Ik denk eigenlijk van niet. Volgens Hagenaars is kostenbesparing geen doel op zich: “Natuurlijk, het is een mooie bijkomstigheid. Het is duidelijk dat we bijvoorbeeld de administratieve lasten kunnen verminderen, omdat een aantal zaken in elkaar schuiven. En we hebben voor de eerste vier jaar financiële afspraken gemaakt, zodat we allemaal weten waar we aan toe zijn.” Aanbieders krijgen ook een heel andere rol dan ze in het verleden hadden. “Dus daar moet in de eerste jaren extra tijd én zelfs extra geld naartoe. Zodat ze bijvoorbeeld hun organisatie kunnen aanpassen,” zegt Bijl.

Hij wijst verder op de bezuinigingen van 1,5 miljard euro, die vanaf 2024 ingaan en vanuit het Rijk zijn opgelegd aan gemeenten, en die het nieuwe initiatief vanaf 2025 ook zullen raken. “Die hebben we ook al ingeboekt. Daar houden we dus rekening mee.”

Trots op het proces

Bijl en Hagenaars zijn samen de kartrekkers van de aanbesteding van het Haags Toekomstperspectief Jeugd en Gezinshulp, zoals de stelselwijziging officieel heet. Inspiratie haalden ze uit soortgelijke trajecten, bijvoorbeeld in de gemeente Utrecht. “Daar werken ze ook met een beperkt aantal aanbieders voor specialistische jeugdhulp,” zegt Bijl, een volgens hem redelijk succesvol project met ook de nodige problemen. “Dat strekte zeker tot voorbeeld, maar we hebben ook zelf goed nagedacht en geanalyseerd hoe we hier onze eigen draai aan konden geven. Uiteindelijk moet het gekozen model ook wel echt van jezelf zijn,” vult Hagenaars aan.

Hij benoemt nadrukkelijk het proces op weg naar de uiteindelijke stelselwijziging. “We hebben ongeveer een jaar in de denkfase gezeten, in wisselwerking tussen ambtenarij en politiek, waar de besluitvorming moest worden genomen. Dat wat je in hoofd hebt, moet natuurlijk wel passen bij de omstandigheden in de gemeente. Zo groei je op een gegeven moment naar de oplossing toe.” Trots over het aanbestedingsproces kunnen ze dan ook nauwelijks verhullen. Hagenaars: “Ik werk hier nu acht jaar en dit is voor mij persoonlijk ook de meest complexe verandering waaraan ik leiding heb mogen geven. Ook ingewikkeld qua inhoud, omdat je hier te maken hebt met kwetsbare kinderen. Dus ja, ik ben er trots op dat we dit aanbestedingsproces tot een goed einde hebben gebracht, samen met onze collega’s die ons soms ook hebben gewaarschuwd. Maar dat is alleen maar goed, want het houdt je scherp.” Bijl: “In zekere zin volgen we de Hervormingsagenda Jeugd, waarin de wijk- en gezinsgerichte aanpak een belangrijk onderdeel is. Je zou kunnen zeggen dat we voor de troepen uitlopen. Dat is mooi”

Spannende stap

Beiden geven toe dat het tevens een spannende stap is. “We hebben iets bedacht waarvan we denken dat het beter aansluit bij de mensen die het aangaat. We moeten zien of dat in de praktijk zo gaat zijn. Dat is spannend, maar natuurlijk niet alleen voor ons,” zegt Hagenaars. “Ook voor de stad, de gezinnen in de wijk en de kinderen zelf. Die vragen zich af: wordt straks de telefoon nog wel opgenomen? Daar verandert natuurlijk voor de mensen met lopende zorg helemaal niets aan, maar het kan wel voor enige onzekerheid zorgen. Maar wij zijn er rotsvast van overtuigd dat de jeugdzorg met deze veranderingen op termijn een stuk beter wordt.”

Hagenaars lacht: “En de volgende keer doen we één ding anders. We zorgen ervoor dat we het waardevolle proces vastleggen of dat een veranderdeskundige meekijkt bij hoe we dit allemaal hebben gedaan.”

Over de auteurs

  • Tom Reijner

    Tom Reijner is Freelance journalist, onderzoeker en podcastmaker.

Gerelateerd nieuws

“Dit kan en moet minder” in jeugdzorg niet geloofwaardig

In het regeerprogramma van het kabinet Schoof staan een aantal behartigenswaardige zaken opgetekend over de jeugdzorg. Zo staat er dat nu één op de zeven jongeren een beroep op jeugdzorg doet, waar dit in 2000 nog één op de 27 was. Volgens hetzelfde programma “kan en moet dat minder, want dit is (ook financieel en qua arbeidsmarkt) niet houdbaar”. Om dit beroep te verminderen is het nodig dat er een wet over de inperking van de toegang tot de jeugdzorg in het Staatsblad komt. Het kabinet geeft aan dit te gaan opstellen. Maar hoe geloofwaardig is dit als het Rijk en de VNG dit al in 2021 hebben afgesproken? Het woord wetsvoorstel staat maar liefst 91 keer in het regeerprogramma. Opvallend is dat in tegenstelling tot de meeste wetsvoorstellen er voor deze geen tijdspad is opgenomen. Recent zien we de financiële tekorten in de jeugdzorg verder oplopen. Daarom moet er gekozen worden voor inperking én een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Zorg & Sociaal

Contracteren integere zorgaanbieders: Begin bij het begin!

Publieke gelden bestemd voor de zorg, horen ook aan zorg te worden besteed. Helaas is dat lang niet altijd het geval. Dat blijkt onder meer uit een interessant onderzoek door de Algemene Rekenkamer in 2022 naar de effectiviteit van zorgfraudebestrijding ‘Een zorgelijk gebrek aan daadkracht’. Ook verschijnen hierover regelmatig berichten in de media.

Zorg & Sociaal

Fondsen zijn een gelijkwaardig alternatief voor financiering kwaliteitsimpulsen

Gemeenten of zorgverzekeraars financieren de levering van zorg via diverse vergoedingen als zorgprestaties, indicaties of zorgzwaartepakketten. Naast het bekostigen van zorg financieren zij ook veel andere taken voor meer kwaliteit zoals de organisatie van aanspreekbare teams in de wijkverpleging, passende zorg binnen de medisch specialistische zorg of het opleiden van nieuwe zorgmedewerkers. Hiervoor maken deze financiers gebruik van verschillende financieringswijzen, zoals een opslag op het tarief, een reservering op het integrale tarief, een taakgerichte lumpsumfinanciering of transformatiegelden.

Zorg & Sociaal

Wet Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg: normaliseren in plaats van problematiseren

Zoals iedereen vast nog weet is de jeugdzorg in 2015 op zijn kop gezet door de verantwoordelijkheid bij de gemeenten te beleggen. De decentralisatie is tot stand gebracht met de gedachte dat de gemeente zelf het beste in staat is om op lokaal niveau maatwerk te leveren en domeinoverstijgend te werken. Dit heeft veel ten goede veranderd, maar heeft helaas niet opgeleverd waar op gehoopt was.

Zorg & Sociaal