Demissionair minister Hugo de Jonge van BZK en de provincie Zuid-Holland lagen sinds januari overhoop over de bouw van sociale huurwoningen en grote buitenstedelijk woningbouwlocaties. Zuid-Holland wilde achterblijvende gemeenten dwingen tot de bouw van meer sociaal en was zuinig met nieuwe grote uitleglocaties, De Jonge wil juist minder strenge socialehuureisen en meer grote uitleglocaties.
Medio mei was de minister klaar met het conflict. Concessies die de provincie eerder voorstelde vond hij niet voldoende, dus hij stelde de provincie een ultimatum: de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland moest de Provinciale Staten uiterlijk donderdag 30 mei schriftelijk voorstellen om zijn wensen door te voeren in de nog op te stellen omgevingsverordening.
Concreet ging het om het laten varen van gedwongen bouw van 40 procent sociale huur in sommige gemeenten, en werk maken van meer grote uitleglocaties en een ruimere plancapaciteit. Deed het provinciebestuur dat niet, dan zou de minister zwaar geschut niet schuwen en zou er een aanwijzing volgen, schreef hij. De provincie zou in dat geval de regie kwijtraken.
Minister krijgt zijn zin
Op de 30e aan het eind van de middag liet Gedeputeerde Staten weten dat de wensen van De Jonge worden ingewilligd. In een brief aan de minister hangt het provinciebestuur de witte vlag uit. De verplichting voor de bouw van 40 procent sociale huur niet wordt opgenomen in een voorstel aan het provincieparlement. Ook wordt er gezocht wordt naar aanvullende plancapaciteit en de lijst met grote buitenstedelijke locaties wordt herijkt.
Niet geheel onverwacht bleek het trekken van de aanwijzingstroefkaart dus genoeg om de provincie in het gareel te krijgen. Zoals in menig eerder conflict tussen het Rijk, provincies en gemeenten, was enkel de dreiging van een aanwijzing voldoende. Een minister die laat weten dat hij een aanwijzing niet schuwt, laat een lagere overheid de facto weinig keus: het is óf alsnog ‘vrijwillig’ schikken naar de wensen van de hogere overheid, óf onvrijwillig de controle kwijtraken.
Bal bij BZK
Volledig murw geslagen is Zuid-Holland echter niet. Voor wat hoort wat, is de ondertoon in de brief. De wensen van de minister worden ingewilligd, maar hij heeft zelf een grote verantwoordelijkheid bij ze waarmaken. Het provinciebestuur zegt er bijvoorbeeld van uit te gaan dat het Rijk bijdraagt aan zogenaamde ‘kritische succesfactoren’ voor de woningbouwopgave.
Die succesfactoren zijn talrijk. Het gaat onder meer om de aanleg van infrastructuur, de stikstofproblematiek, het dekken van onrendabele publieke toppen bij betaalbare woningbouw, de capaciteitstekorten bij lagere overheden, het voorzieningenniveau in steden en dorpen, aansluiting van woningen op het stroom- en waternet, trage procedures, wispelturige wetgeving zoals de regulering van de huurmarkt en de Omgevingswet, en uitdagingen die klimaatadaptatie en ‘water en bodem sturend’ met zich meebrengen.
Kortom: de provincie schikt zich naar de ministeriële wensen, maar stelt in verbloemde bewoording dat het waarmaken van die wensen dan ook in grote mate de verantwoordelijkheid van de minister is.
Die ondertoon is er ook bij de concessie om af te zien van de bouw van 40 procent sociale huur in sommige gemeenten. Dat plan was voor de provincie geen doel op zich, maar de ambitie van een evenwichtig verdeelde woningvoorraad over de gemeenten blijft wel staan. De provincie wil daar dus alsnog een “adequaat instrument” voor krijgen.
Volledig vertrouwen dat de nog door de Tweede Kamer te behandelen Wet regie volkshuisvesting dat biedt, heeft de provincie niet. Uit de brief: “Wij laten graag onze zorgen wegnemen die wij hebben rondom het instrumentarium om te sturen op voldoende betaalbare en sociale woningbouw, die evenwichtig is verdeeld over de gemeenten.”
Over de auteurs
Gerelateerd nieuws
Waarom grondprijzen vrijwel nooit het probleem van de woningbouw zijn
Steeds meer dakloze mensen: een woonprobleem of een zorgvraagstuk?
Zorg & Sociaal