Foto: Patrick Herzberg / Getty Images

“Onze inwoners hebben grote behoefte aan voldoende passende woningen. We hebben uw dringende oproep gehoord en geven in deze brief aan hoe we er gehoor aan kunnen geven. Soms kan dat door beleid aan te passen en in andere gevallen is uw hulp onmisbaar.”

Dat schrijft de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in een brief aan demissionair minister Hugo de Jonge van BZK. Met de “dringende oproep” doelt het provinciebestuur op zorgen die de minister uitte over het woningbouwbeleid van de provincie.

Hij vindt dat Zuid-Holland te weinig grote woningbouwlocaties reserveert. Ander zorgenpunt is de beperkte plancapaciteit in de provincie: Zuid-Holland tikt de 100 procent niet aan, laat staan het door het Rijk geambieerde planoverschot van 130 procent. En als laatste vindt de minister dat de provincie niet moet sturen op 40 procent sociale huur bij nieuwbouw in gemeenten met een relatief kleine gereguleerde voorraad. Dat botst met zijn eigen plannen voor minimaal 30 procent sociaal bij nieuwbouw en zou businesscases te veel onder druk zetten.

Locaties en plancapaciteit

In de nieuwe brief zoekt Zuid-Holland nu de middenweg. Binnenstedelijke verdichting blijft het uitgangspunt. Daar zet de provincie een zoektocht naar nieuwe grote locaties tegenover, met een soort uitruil: de provincie is bezig met een zoektocht naar locaties “waar sneller gebouwd kan worden en die kunnen worden geruild voor buitenstedelijke woningbouwlocaties die niet benut worden”.

Dan de plancapaciteit: daar gaat de provincie harder aan trekken. “Wij zijn bereid ons actief in te zetten op 130 procent aanvaarde plancapaciteit. We gaan op zoek naar extra te aanvaarden realistische woningbouwplannen”, staat in de brief. Waarbij de Gedeputeerde Staten wel benadrukt: “Onze inzet is om te zorgen voor realistische plannen die tot realisatie van woningen leiden. Overprogrammering is daarvoor tot nu toe een middel en geen doel op zich.” Dit is echter “geen principieel punt”.

Strengere eisen bouw sociale huur

Als laatste de strengere eisen voor de bouw van sociale huur. Van het doel hierachter, een evenredige verdeling van sociale huur en meer betaalbare woningen, stapt de provincie niet af. Wel is men bereid tot een gesprek over de middelen om dat doel te bereiken.

Zelf dacht de provincie eraan om via het omgevingsbeleid te sturen op realisatie van 40 procent sociaal van de nieuwbouw in regionaal verband, met name in gemeenten die achterlopen bij de opgave om toe te groeien naar 30 procent sociale woningbouw in de bestaande voorraad.

Dat middel is echter niet heilig. Uit de brief: “Ook hier willen we pragmatisch omgaan met uw verzoek en zijn we bereid het door ons bedachte instrument in te ruilen voor een ander dat de bouw van voldoende sociale woningen borgt. Wij vragen dus uw hulp daarbij. Zelf denken we dat mogelijk de introductie van bijvoorbeeld de omgevingswaarde ‘30 procent sociale woningen in de woningvoorraad’ per gemeente een alternatief instrument is.”

Als De Jonge daarmee instemt, keert hij in feite terug naar zijn oudere plannen voor de bouw van meer sociale huur. Zijn eerste uitgangspunt was ‘overal 30 procent sociaal’. Later werd dat met de voorgestelde Wet versterking regie volkshuisvesting afgezwakt naar ‘bouw 30 procent sociale huur in gemeenten met minder dan het landelijk gemiddelde’.

Voor wat hoort wat

In ruil voor de concessies vraagt de provincie iets terug van de minister: zonder zijn hulp worden de woningbouwambities niet waargemaakt, concessies of niet.

De provincie wijst op schaarse ruimte en talrijke ruimteclaims. Als er extra buitenstedelijke locaties worden gereserveerd voor woningbouw, moeten deze dus zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. “U gaf aan dat u mogelijkheden ziet in planoptimalisatie, meer woningen per hectare, kleinere woningen programmeren en mogelijk grondbezit in te zetten als instrument. Wij vragen u dringend om ons te helpen met instrumentarium waarmee we dit daadwerkelijk mogelijk kunnen maken.”

Ook is het Rijk aan zet bij ‘kritische succesfactoren’. De provincie somt een aardige reeks problemen op, waaronder de aanleg van infrastructuur, de stikstofproblematiek, het dekken van onrendabele publieke toppen bij betaalbare woningbouw, de capaciteitstekorten bij lagere overheden, het voorzieningenniveau in steden en dorpen, aansluiting van woningen op het stroom- en waternet, trage procedures, wispelturige wetgeving zoals de regulering van de huurmarkt en de Omgevingswet, en uitdagingen die klimaatadaptatie en ‘water en bodem sturend’ met zich meebrengen.

“De inzet van het ministerie van BZK en andere ministeries is onontbeerlijk bij de realisatie van de woningbouwplannen”, sluit de Gedeputeerde Staten de brief af na deze opsomming. De toon is gezet: adapteren doet Zuid-Holland graag, maar het echte werk ligt bij het Rijk.

Over de auteurs

  • Kasper Baggerman

    Kasper Baggerman is Nieuwsredacteur Omgeving bij PONT | Omgeving. Hij is gespecialiseerd in de woningmarkt en leefbaarheid.

Gerelateerd nieuws

Duurzaam bouwen: geen tijd meer te verliezen

Bij het doel van Kabinet Schoof 1 om jaarlijks 100.000 woningen bouwen, was te weinig oog voor de Europese klimaatdoelen. Althans, dat volgt uit het advies ‘Bouwen met toekomst: werken aan woningen van duurzame materialen’ van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli). De noodklok luidt, want de bouwsector met conventionele materialen, zoals beton en staal, is verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de CO2-uitstoot in Nederland. Dat moet snel veranderen volgens de Rli.

Omgeving

Hubs zijn er voor iedereen

Mobiliteitshubs klinken misschien technisch, maar in de praktijk gaan ze over mensen. En die mensen? Die verschillen per wijk. In deze vierde blog in de reeks De ruimte ligt op straat zoomen we in op de kracht van participatie. Want één ‘ideale hub’ voor heel Nederland? Die bestaat niet. Wat werkt, hangt sterk af van wie er woont, hoe de buurt eruitziet en wat mensen nodig hebben. Onze collega Erik van der Veen deelt lessen uit de praktijk over hoe je bewoners écht betrekt bij het ontwerp van een hub.

Omgeving

Hoe zout wordt het, en wat betekent dat voor water, landbouw en natuur?

De ministeries van LVVN en I&W, Rijkswaterstaat en STOWA hebben een ambitieus programmaplan laten opstellen, getiteld ‘Omgaan met zout in landbouw, natuur en waterbeheer’. De aanleiding is de toenemende verzilting van water en bodem mede door klimaatverandering. Dat levert de nodige kennisvragen op, die in dit plan worden geagendeerd. Voor dit jaar (2025) is 400 duizend euro beschikbaar om een start te maken met de uitvoering. De programmapartners hebben de intentie de komende tijd de financiering voor de looptijd van het gehele meerjarige programma – geschat op 1 miljoen euro per jaar - op tafel te krijgen.

Omgeving

Ecosysteem is minstens zo belangrijk als woning

Een zeldzame plant of dier kan in Nederland een compleet woningbouwproject jaren vertragen. Wie denkt dat natuurinclusief landschapsontwerper en medeoprichter van NL Greenlabel, Nico Wissing, staat te juichen bij dergelijke ontwikkelingen, heeft het mis. “We slaan soms volledig door en dat zet natuurinclusief bouwen in een kwaad daglicht. Natuurinclusief bouwen en economische belangen kunnen prima hand in hand gaan, als we maar tijdig de woningbouwopgave en natuurwaarden op elkaar afstemmen. We zijn tot slot te gast in het landschap.”

Omgeving